Naar overzicht

Revolte tegen goed bestuur

Begroting al drie jaar lang in overschot. Overheidsschuld minder dan zestig procent van het bruto binnenlands product. Stevige economische groei. Werkloosheid op laagterecord. Koopkracht stijgend. Pensioenen en gezondheidszorg bij de absolute wereldtop in alle rangschikkingen. Het vijfde meest gelukkige land ter wereld. Als er een olympische prijs zou zijn voor het best bestuurde land dan komt Nederland zeker op het podium.

En toch kastijden de Nederlandse kiezers hun politieke leiders. Toch versplintert de Nederlandse democratie steeds meer richting onbestuurbaarheid. Toch polariseert de Nederlandse publieke opinie tussen de extreemrechtse rancune van Thierry Baudet en het eco-radicalisme van GroenLinks. Toch verzinkt het performante poldermodel in zelfdestructief polderpopulisme.

Wat is er aan de hand als kiezers revolteren tegen goed bestuur? Is de golf van populisme en extremisme die overal democratieën overspoelt meer dan emotionele reactie tegen rationele problemen? Is niet alleen democratie en democratisch beleid, maar ook de demos zelf het spoor bijster? Zijn niet de leiders, niet het beleid, maar de kiezers het probleem?

Gedeeld burgerschap

Je zou het toch stilaan beginnen denken. Parlementaire democratie kan alleen werken als kiezers de zelfdiscipline hebben om bekwame vertegenwoordigers te verkiezen. Die vertegenwoordigers overstijgen het persoonlijke belang van de kiezer en dienen het algemene belang van de natie. Democratie vergt een gemene deler van gedeeld burgerschap en gemeenschappelijk belang. Dat uit zich in werkbare meerderheden en stabiele politieke partijen.

In plaats daarvan is onze moderne democratie vooral de optelsom van groepsbelangen geworden, met steeds meer belangengroepen die steeds meer, kleinere en wisselende politieke partijen opleveren. Dat ondermijnt de daadkracht van een systeem dat op meerderheden berust. Dat herleidt democratisch beleid tot halfbakken compromissen waarin aanwijsbare politieke verantwoordelijkheid verdampt. Dat vervreemdt de burger en stimuleert onbezonnen kiesgedrag.

We beleven de erosie van de democratische burgerschapscultuur. We zien dat niet alleen in de stembus. We zien het in het publieke debat en in de sociale media, waar iedereen vooral zijn eigengereide waarheid verkondigt. We zien dat op straat, waar de protestbewegingen, marsen en stakers niet meer zijn bij te houden.

Anti-democratische revolutie

Het is zover gekomen dat straatprotest de legitimiteit van democratische meerderheidsbeslissingen contesteert. Dat hebben de gele hesjes, de klimaatmarsen en de Brexit-marsen met elkaar gemeen. Als een verkozen president en zijn regering onaanvaardbaar zijn, als grondwet en samenleving aan een klimaatagenda moeten worden aangepast, als een politieke minderheid elke meerderheid blokkeert, dan staat democratie op de drempel van antidemocratische revolutie.

Er gaapt altijd en overal een monumentale kloof tussen het ideaalbeeld van democratie en haar politieke praktijk. Maar we moeten beseffen dat democratie veel meer is dan instellingen, regels en processen. Diezelfde opmaak levert in Rusland Poetin, in de Filipijnen Duterte, in Hongarije Orban, in Brazilië Bolsonaro, in Turkije Erdogan. Tussen ons en de afgrond staan niet verkiezingen maar de manier waarop kiezers en verkozenen met verkiezingen omgaan.

Er zijn veel en diepe maatschappelijke problemen. Er is veel verderf in elke natie, altijd. Maar politiek leiderschap om problemen op te lossen, begint met het vermogen tot leiderschap dankzij een democratisch mandaat. Als dat mandaat verzuipt in belangenopbod, wenkt de onbestuurbaarheid die kiezers als vanzelf naar proteststemmen leidt. Dan wordt kiezen synoniem met protesteren. Dat went snel. Dat geeft partijen en politici die protesteren in plaats van besturen. Dan rafelt het democratische weefsel en komt de afgrond nabij. Als we daarin tuimelen dan is het omdat we erin springen. Denk daaraan op 26 mei.

Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.