Naar overzicht

Pensioenontaarding

De wet van het Belgische pensioenbeleid luidt: de omvang van de pensioenhervorming is omgekeerd evenredig met de omvang van het pensioenprobleem. We kunnen gewagen van een wet omdat ze standhoudt over coalities heen. Begin deze eeuw, toen de demografische vergrijzing nog om de hoek lag, ambieerde de federale politiek haar preventieve neutralisering door het Zilverfonds en het Generatiepact. Begeleid door de nieuwe Studiecommissie voor de Vergrijzing zouden de oplopende vergrijzingskosten worden opvangen met een loopbaanrevolutie en een systematische afbouw van de overheidsschuld.

Van die intenties kwam weinig in huis behalve luide vakbondsprotesten, oplopende pensioenuitgaven en – helaas – hardnekkige overheidsschuld. Het Generatiepact zorgde voor een generatieconflict. Pensioenvoluntarisme werd pensioenverzuring. Hooguit rees het bewustzijn van een brede hervorming, weliswaar gecounterd door syndicaal pensioen-negationisme. De regering di Rupo had nog de moed een pensioenstrategie te laten uitwerken door een commissie onder leiding van de toen politiek gepensioneerde Frank Vandenbroucke.

Het rapport van de pensioencommissie was deels hervormen door vergrijzing, deels focus op uitkeringen en ongelijkheden, deels blinde vlek in financiering. Een stap terug in doortastendheid, maar een stap vooruit in politiek evenwicht. Het mocht niet zijn. De uitvoering zou gebeuren onder de regering Michel I, zonder socialisten en met de N-VA. We kregen symboolpolitiek: een hogere pensioenleeftijd bij pennentrek en vakbondsmobilisatie tegen de ‘sociale horror’. De pensioenverzuring was compleet.

Alleen nog ruimte voor noodmaatregelen

Ondertussen was de klok van de vergrijzing blijven tikken. De ingrediënten van een pensioenhervorming bleven stabiel. Een bonus/malus om langere loopbanen te stimuleren, versterkt met een tweede pijler die de uitkeringen verhoogt op basis van werken. Meer gelijkheid en billijkheid tussen wettelijke pensioenstelsels, inclusief het uitdoven van uitzonderingsregimes van vroegtijdige pensionering. Het aanpassen van de pensioenvoorwaarden aan de demografische vergrijzing, gekoppeld aan een betere loopbanen. Maar de lopende pensioenuitgaven bleven escaleren. De politiek werd ingehaald door de tijd. Het werd te laat voor preventief en structureel hervormen. Er was alleen nog ruimte voor noodmaatregelen die instant ingrijpen op verworven pensioenverwachtingen.

Zo krimpt de ruimte voor politieke consensus terwijl de urgentie van hervormen piekt. Pensioenbeleid is tot begrotingsbeleid verworden. Dat geeft drie mogelijke scenario’s. Ofwel bevalt de Wetstraat van een gecombineerde pensioenhervorming en fiscale hervorming, met belastingen en besparingen als glijmiddel voor de langverwachte pensioendoorbraak. Ofwel besteden we steeds meer politieke energie aan steeds meer budgettaire maatregelen om het schip recht te houden. Ofwel laten we de boel gewoon ontaarden.

Ingrepen die ideologie dienen

Het eerste scenario lijkt sciencefiction, maar hoop is eeuwig. Het tweede scenario ligt op tafel. Minister Lalieux bepleit een mix van aftoppen, beboeten en belasten: ingrepen die vooral de pensioenfactuur en de ideologie van pensioennivellering dienen. Het derde scenario is al realiteit. De verhoging van de minimumpensioenen heeft de vergrijzing in België beantwoord door de uitgavenlast voor de volgende generaties nog te vergroten.

Wat zal de nasmaak zijn van Vivaldi? In Frankrijk zijn minder welvaart en meer vrije tijd op conto van de toekomst zowaar een zaak van nationale identiteit. De electorale verleidingskracht van de Franse pensioenontaarding in Wallonië kan onze pensioenpolitiek besmetten. Als dat gebeurt, dreigt ook hier de escalatie van populisme en radicalisme. Althans als er bij ons nog een Macron opstaat. Anders is het gewoon amen en uit.

Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.