Naar overzicht

Juncker speelt met Italiaans vuur

De Italiaanse regering ligt op ramkoers met de Europese Commissie omdat ze het begrotingstekort laat oplopen tot 2,4 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De vorige Italiaanse regering had nochtans beloofd het deficit in 2019 te zullen terugdringen tot 0,8 procent van het bbp. De Europese regels bepalen immers dat zolang een land met een tekort zit, ze dit elk jaar moet corrigeren voor 0,6%. In tegenstelling daarvan laat Italië het dus verder oplopen. Bovendien zet ze in op een verlaging van de pensioenleeftijd wat de kredietwaardigheid van het land met de vergrijzing zwaar ondermijnt. Het antwoord van Europese Commissie-voorzitter Juncker op het Italiaanse beleid is echter roekeloos te noemen.

Zolang het land een eigen munt hanteerde, had het Italiaans begrotingsbeleid niet direct een impact op de rest van Europa. Vandaag doet het dat door lidmaatschap van de eenheidsmunt wel. De Italiaanse obligatiemarkt is met een overheidsschuld van meer dan 2000 miljard euro de op twee na grootste staatsobligatiemarkt van de ontwikkelde wereld. Als het land in problemen komt met de financiering ervan zal geen reddingsfonds volstaan. Daarmee stijgt de druk op de Europese Centrale Bank om Italiaanse schuld op te kopen opdat de zaak niet uit de hand loopt. Net dat wilde men vermijden door duidelijk te maken dat met lidmaatschap van de euro ook budgettaire regels komen. De overtuiging was altijd dat als een land geld over de balk kon gooien maar de gevolgen voor anderen waren, de situatie snel onhoudbaar zou worden.

Ook binnen een natiestaat is er het probleem van de ‘common pool’, waarbij beleid kan gevoerd worden ten voordele van een beperkte groep waarbij de kosten afgewenteld worden op de rest van de bevolking. Vaak gaat het om goed politiek geconnecteerde groepen die voordelen voor de eigen achterban bedingen. We zijn allen vertrouwd met politici die in verkiezingstijden beloven dat zij in ‘Brussel’ hun invloed zullen aanwenden voor de lokale bevolking. De correctie komt dan vaak pas als de schuld te hoog oploopt en het moeilijker wordt om instanties te vinden die nog aan het land willen lenen. Daardoor komt de munt onder druk en loopt de rente op. Landen die dergelijk scenario overkwam, merkten snel dat de bevolking ingrijpen eiste omdat de hogere rente hen in problemen bracht. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Canada in de jaren ’90 waarbij de kosten op de hypotheeklening voor gezinnen fors opliep.

Binnen een land kan onverantwoord beleid dus ook grote schade aanrichten voor groepen die niet van de baten genoten maar wel voor de gevolgen moeten opdraaien. Het democratisch proces wordt geacht met dergelijke tegenstellingen om te gaan.

Verhaal over voordelen van euro

Als lidmaatschap van een eenheidsmunt finaal inhoudt dat men de soevereiniteit over je begrotingsbeleid verliest, is het wel essentieel dat de democratische instellingen op dat Europees niveau goed functioneren. Problematisch is natuurlijk al dat veel lidstaten hun bevolking niet terdege hebben ingelicht wat het invoeren van de euro met zich zou meebrengen. Vaak werd alleen een verhaal verteld over de voordelen en nog een heel simplistisch dat het niveau ‘dan kan je op vakantie gaan en hoef je geen geld meer te wisselen’ niet oversteeg. Dat natiestaten dan geen schokken meer kunnen bufferen door eigen (monetair en budgettair) beleid werd allesbehalve uitgebreid uitgelegd. Feitelijk vertrok de generatie politici die over het europroject beslisten van het idee dat de bevolking onvoldoende economisch geletterd was en het dus ook geen zin had om het hele verhaal te brengen.

Een argument voor de eenheidsmunt was overigens net dat Italianen uit economische ongeletterdheid te gemakkelijk naar devaluaties grepen. Door het afstaan van het monetair beleid aan de Europese Centrale Bank zouden ze de geldpers niet meer kunnen gebruiken om hun problemen voor zich uit te schuiven. Als door de muntunie het gebrek aan Italiaanse begrotingsdiscipline nu echter steeds meer op het bord van de ECB komt, komen we van een koude kermis thuis. Het is niet omdat de meeste mensen niet begrijpen dat de Europese Unie op die manier een transferunie wordt, dat het niet zo is.

Europese leiders als Europese Commissie-voorzitter Jean-Claude Juncker – die in het heetst van de eurocrisis zich liet ontvallen dat “we [iets] beslissen […] en [dan af]wachten […] wat er gebeurt. Als er geen protest is omdat men niet begrijpt wat beslist is, doen we verder tot er geen weg terug meer is” – blijken niet erg wakker te liggen van de vraag of het allemaal wel houdbaar is. Juncker is er vandaag van overtuigd dat alleen de financiële markten de Italiaanse regering met premier Giuseppe Conte op andere gedachten kunnen brengen.

Financiële druk

Juncker zei eerder deze maand dat hij verwacht dat Italië de geloofwaardigheid en dus kredietwaardigheid zal verliezen met een verkoopgolf op de Italiaanse obligatiemarkt als gevolg. In welke mate de financiële druk van de Italianen alsnog Europese modelburgers zal maken zoals Juncker wil zien, blijft nog maar de vraag. De Italiaanse minister van Financiën verklaarde op 22 oktober nog dat een Italiaanse begrotingsontsporing nodig is voor economisch herstel. Maar Juncker rekent er op dat aanmaningen van de Europese Commissie de financiële markten kunnen opjagen. Met als gevolg een hogere rente op de Italiaanse staatsschuld. De Commissie denkt zo een land als Italië alsnog in de pas te kunnen doen lopen.

Het is echter met vuur spelen. Italiaanse banken houden met een totaal bedrag van 390 miljard euro extreem grote portefeuilles van staatsobligaties van het eigen land aan. Als daarop verliezen geboekt worden, komen ze heel snel in de problemen. Dan zijn er nog de pensioenfondsen, verzekeraars en Italiaanse centrale bank zelf die zwaar belegd zijn in het eigen staatspapier. Ondertussen zitten we nog in een gunstige economische omgeving: dat blijft echter niet duren. Of er voldoende Europese beleidsmakers die daar vandaag al rekening mee houden, is betwijfelbaar.

Transfers

Als er in de Europese Unie op grote schaal transfers gebeuren van Noord naar Zuid komt de vraag naar de democratische legitimiteit opnieuw boven. Uiteraard vinden er al sinds mensenheugenis transfers plaats van het noorden van Italië naar het zuiden ervan. Dit wordt echter geschraagd door de ingebeelde gemeenschap die Italië tot een natie maakt. (Hoewel die ook regelmatig onder druk staat.)

Accepteren we echter transfers van België naar Italië of Griekenland in dezelfde mate als van West-Vlaanderen naar Limburg? Misschien dat de Europese verbondenheid ooit groter kan worden, maar vandaag lijkt het toch nog steeds op een ‘polis’ zonder ‘demos’ op Europees niveau. In welke mate is het huidige regime duurzaam wanneer het voor een stuk gebouwd is op de onwetendheid van de burgers?