Naar overzicht

De pensioenhervorming: het debat is gelanceerd

In 1930 schreef John Maynard Keynes: “Er zal niet genoeg werk zijn voor onze kleinkinderen. Ze zullen het beschikbare werk zoveel mogelijk onder elkaar moeten verdelen. Met werkweken van 15 uur en drie uur werken per dag kan het probleem opgelost worden. Drie uur werken per dag zal ruim voldoende zijn.”



Dat is naar mijn gevoel de centrale stelling waarop het recente manifest van de 30 experts tegen het pensioen op 67 jaar steunt. Zij verwijzen namelijk uitdrukkelijk naar het verdelen van de arbeid en naar de productiviteitswinst. Volgens hen dreigt een reserve aan (jonge) werklozen uit de boot te vallen indien de pensioenleeftijd tot 67 jaar wordt opgetrokken. Indien we de effectieve pensioenleeftijd met twee jaar verhogen, zijn er volgens hun ramingen 300.000 arbeidsplaatsen minder voor werklozen. Dit is een argument dat niet zonder meer van tafel kan worden geveegd als we een echt democratisch debat over de pensioenhervorming willen voeren.



Voor mijn antwoord verwijs ik naar de demografie en de arbeidsmarkt. Het verzet tegen het pensioen op 67 wordt namelijk aangevoerd door professor Patrick Deboosere, demograaf aan de ULB, en professor Mateo Alaluf, arbeidsmarktspecialist aan de ULB.



Op demografisch vlak beleeft België de jongste tien jaar een historische ommekeer. Voor het eerst in de geschiedenis (in vredestijd) is de bevolkingsgroep tussen 10 en 25 jaar kleiner dan de groep tussen 50 en 65 jaar. De demografische aflossing van de wacht is dus niet langer verzekerd op de arbeidsmarkt en de pensioenvertrekken kunnen in de komende jaren niet meer volledig worden opgevangen. In 2014 bedroeg dit demografisch tekort 275.000 eenheden en het zal nog groeien. Keynes had waarschijnlijk geen rekening gehouden met het spookbeeld van de demografische neergang dat deels verband houdt met de groei van de productiviteit. De Franse demograaf Alfred Sauvy waarschuwde als eerste voor deze neergang en Paul Samuelson, de grondlegger van het herverdelingssysteem, verklaarde als eerste dat zijn systeem slechts werkt indien de bevolking aangroeit. De demografische vernieuwing is momenteel volop bezig met 83% vervangingsbanen (tegenover 17% nieuwe banen). Rekening houdend met de anciënniteitspremies, heeft deze demografische vernieuwing als onmiddellijk gevolg dat de kosten voor de werkgevers zowel in de privésector als in de overheidssector naar beneden gaan. Voor de vakbonden – en de auteurs van het manifest – staat sociale en economische vooruitgang gelijk met een emancipatie van de arbeid en een verkorting van de loopbanen. Daarmee gaan zij echter voorbij aan de echte uitdaging: de toekomstige tekorten als gevolg van de ontoereikende demografische vervanging. Om die op te vangen, kunnen we opteren voor een inkrimping van de economie (wat het manifest lijkt te suggereren: “Waarom altijd meer produceren?”) of gokken op de massale komst van migranten (wat de Europese Commissie lijkt te suggereren in haar ramingen van de kosten van de vergrijzing met een toename van de Belgische bevolking van 11 miljoen in 2015 tot 15 miljoen in 2050).



Met betrekking tot de arbeidsmarkt leggen de auteurs van het manifest de vinger precies op de wonde. Ze wijzen er namelijk op dat het gevoeligste punt van de pensioenhervorming in België – de verhoging van de pensioenleeftijd (wettelijk pensioen en brugpensioen) – geen waarborg biedt voor een verlenging van de loopbaanduur. Het rapport van de Commissie Pensioenhervorming sprak dit niet tegen en noemde een actief beleid met betrekking tot het loopbaaneinde een onmisbare voorwaarde voor een geslaagde pensioenhervorming. Maar net op dit punt zijn we getuige van een ontegensprekelijk fiasco.



Tussen 2009 en 2014 verlieten 353.184 vijftigplussers de arbeidsmarkt vóór ze de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar bereikten. Als ik in 2009 de cohorte van 55 tot 59 jaar bekijk die in 2014 de leeftijdsgroep van 60 tot 64 jaar vormt, stel ik vast dat 68% de arbeidsmarkt verlaten heeft. Bij het onderwijzend personeel loopt het percentage dat vervroegd de arbeidsmarkt verlaat, op tot maar liefst 80%. En dit allemaal ondanks het Generatiepact en de Pensioenhervorming Di Rupo die het vervroegd pensioen en het brugpensioen aan strengere voorwaarden onderwierpen. Waar gaan al deze mensen dan naartoe? Het aantal brugpensioenen daalde fors bij de vijfenvijftigplussers, maar velen van hen belandden in de ziekte- of invaliditeitsverzekering. Tussen 2009 en 2013 steeg het aantal mensen dat een ziekte-uitkering ontvangt met 17%, terwijl het aantal mensen dat om medische redenen arbeidsongeschikt werd verklaard, met 22% toenam.



Het eindeloopbaanbeleid heeft dus gefaald. Welke conclusie kunnen we hieruit trekken? Zoals het manifest suggereert, is langer werken een keuze. In de 21e eeuw worden beslissingen niet langer met geweld opgelegd: we moeten mensen ertoe aanzetten om langer te blijven werken en werkgevers stimuleren om mensen langer in dienst te houden. Dit is precies wat de Commissie Pensioenhervorming zegt in het aanvullend advies over de zware beroepen en het progressief pensioen dat ze in april 2014 overmaakte. We moeten een reële flexibiliteit inbouwen in ons pensioensysteem. De huidige blokkering toont dat zowel vakbonden als werkgevers belang hebben bij het behoud van het brugpensioensysteem: de vakbonden claimen het in naam van de verworven rechten en de werkgevers in naam van de competitiviteit. Er is dringend nood aan een systeem dat de mensen toelaat om tegen een rustiger tempo verder te blijven werken, indien ze dit willen. Je kunt geen marathon lopen tegen het tempo van een sprint. Ik vestig in dit verband de aandacht op een belangrijk element: verpleegkundigen en artsen hebben een even zwaar beroep als leerkrachten. Toch verlaat 80% van de leerkrachten vervroegd de arbeidsmarkt, tegenover 57% van de werknemers in de zorgsector. Deze sector implementeerde echter een zelfgefinancierd systeem van arbeidsduurverkorting op het einde van de loopbaan met verplichte vervanging door jongeren. Het is een voorbeeld dat onze volle aandacht verdient.



Jean Hindriks is lid van de pensioencommissie en publiceerde begin dit jaar het boek "Quel avenir pour nos pensions"