Naar overzicht

Werkverzekering

Het arbeidsmarktbeleid in België kent oude koeien die nooit sterven en eeuwig uit de gracht worden gehaald. Neem de vaststelling dat werkwillige werklozen hier onbeperkt kunnen genieten van werkloosheidsuitkeringen. Daarin is België een echte uitzondering. In vergelijking met andere landen kost onze werkloosheidsverzekering daarom meer, hebben we meer langdurige werklozen en houden we meer mensen in de werkloosheid die elders in een ander uitkeringsregime zitten.

België gebruikt de werkloosheidsverzekering ook als bijstand. We houden mensen in de status van werkzoekende die eigenlijk niet inzetbaar zijn in de reguliere arbeidsmarkt. Tegelijkertijd gaan we voorbij aan het onmiskenbare voordeel, bewezen in veel studies in veel landen, dat eindigende uitkeringen werkzoekenden stimuleren om opnieuw aan de slag te gaan. Tegenover die pragmatische voordelen staan principiële tegenstanders. Zij zien verzekering tegen werkloosheid als een fundamenteel recht. Beperken in de tijd betekent slachtoffers bestraffen.

Ziedaar de perfecte mix voor permanente impasse. De oplopende teller van openstaande vacatures doet ons nochtans beseffen welke schade schaarste aan talent veroorzaakt. Welnu, onze demografie maakt schaarste structureel. Eindeloze werkloosheid is geen recht, het is een gesel, zowel voor de mens als voor de economie. We moeten de impasse doorbreken. En dat is echt mogelijk. Al meer dan tien jaar verdedig ik het heruitvinden van de werkloosheidsverzekering als een werkverzekering.

Als buffer

Dat werkt als volgt. In een eerste fase van de werkloosheid blijven de uitkeringen ongewijzigd. Voor mij mogen ze zelfs omhoog, want tegenover de onbeperktheid in de tijd staan ook relatief lage uitkeringsbedragen. Stevige uitkeringen zijn een buffer tegen de schok van werkloosheid en geven comfort voor het zoeken van een nieuwe goede baan die een echte doorstart van de loopbaan biedt.

In een tweede fase dalen de uitkeringen. Die degressiviteit bestaat al maar gaat traag, gespreid over meerdere jaren van aanhoudende werkloosheid, en is relatief beperkt. Het aanscherpen van degressiviteit kan inzetbare werkzoekenden stimuleren om sneller te schakelen en door te stromen naar nieuw werk. Daaraan koppel ik een communicerend vat van toenemend budget voor begeleiding en investering. Werkzoekenden worden niet alleen meer gestimuleerd maar ook meer geholpen.

In een derde fase verschuift de klemtoon naar georganiseerde tewerkstelling voor wie zelf geen werk vindt. Onze rijke collectie van banenplannen kent al diverse vormen van gesubsidieerde banen, meestal gefocust op kwetsbare doelgroepen of bevoordeelde sectoren. Mijn voorstel is die banenplannen te integreren in een werkverzekering die meer op maat van de echt noodlijdende werkzoekenden handelt.

OCMW

De werkverzekering slaat meerdere vliegen in één klap. Ze benut de voordelen van eindige werkloosheidsuitkeringen en vermijdt de nadelen. Ze dient én de economie én de werkzoekende. Ze overstijgt de scheiding tussen werkloosheidsuitkering en OCMW-steun. Het OCMW is immers de frontline geworden voor de economische integratie van personen die geen uitkeringsgerechtigde werklozen zijn. Het is cruciaal dat we die grote groep mee naar de arbeidsmarkt trekken. Daarvoor moeten we activering en begeleiding niet in silo’s verkavelen maar verenigen in één verzekering.

De werkverzekering kan ook garanderen dat elke werkwillige één of andere activiteit verricht in ruil voor een uitkering. Er is geen uitkeringsfraude meer en we kunnen als samenleving fundamenteel kiezen welke activiteiten of organisaties de steun van gesubsidieerde werkkrachten verdienen. Zo kunnen we ook een oud zeer van concurrentievervalsing aanpakken en transparant de grens tussen markt en overheidssteun trekken.

Over termijnen, bedragen, modaliteiten en verantwoordelijkheden kan en moet nagedacht worden. Maar de tijd voor een werkverzekering is aangebroken. Laten we de koe bij de horens vatten.

Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.