Naar overzicht

Voor een echte pensioenhervorming: halve oplossingen zijn problemen in het kwadraat.

Pierre Devolder (UCL) en Jean Hindriks (Itinera en UCL)[1]


 

Het wondermiddel

België is een van de laatste landen in Europa die geen structurele pensioenhervorming heeft doorgevoerd. De aanbevelingen van de Commissie Pensioenhervorming van juni 2014 zijn grotendeels dode letter gebleven. Het was nochtans de bedoeling om te breken met het pensioenbeleid uit het verleden, dat zich voornamelijk beperkte tot het berekenen van de begrotingskosten van de vergrijzing, zonder de pensioenen aan te passen aan de economische, sociale en demografische evolutie. Jaarlijks publiceert het Federaal Planbureau in de zomer het rapport van de Studiecommissie voor de Vergrijzing (SV), met prognoses tot 2070. Voor 2020 verwachten we een daling van het bbp met minimaal 10 procent, zonder echt te weten wat de volgende jaren zullen brengen. Verwacht wordt dat de sociale uitgaven met minstens 10% zullen stijgen. Deze combinatie doet het aandeel van de sociale uitgaven in het bbp groeien met 5 procentpunten, dat zou toenemen van 25 naar 30 procent in 2020. De grootste verrassing is dat de SV tegen 2070 eenzelfde aandeel van de sociale uitgaven in het bbp verwacht. Waar zijn de kosten van de vergrijzing dan gebleven?  De SV schat immers dat België tegen 2070 1.130.400 bijkomende 67-plussers zal tellen, wat de pensioen- en gezondheidsuitgaven onvermijdelijk zal doen stijgen. Het wondermiddel bestaat erin die extra uitgaven te financieren door massaal migranten (meer dan 1.200.000 mensen in de periode 2019-2070) aan te trekken die de daling van de Belgische beroepsbevolking compenseren, en tegelijkertijd massaal nieuwe banen te creëren. De SV verwacht 96.000 nieuwe banen in de periode 2020-2025. Tegen 2070 zijn dat bijna 500.000 nieuwe banen die gecreëerd zouden worden. We weten niet of dit voltijdse of deeltijdse banen zullen zijn en of ze volledig, gedeeltelijk of helemaal niet zullen bijdragen aan de financiering van de sociale zekerheid. De SV is uiteraard niet naïef en wijst er terecht op dat het haar taak is om begrotingsprognoses op te stellen en niet om economische of demografische voorspellingen te doen. Het is goed dat ze daaraan herinnert, om valse zekerheden te vermijden. Als de jaarlijkse productiviteitsgroei daalt van 1,2 % naar 0,9 % (dus met een derde van een procentpunt), exploderen de begrotingskosten van de vergrijzing immers met 33 %. Het is duidelijk dat we een hervorming van onze pensioenen niet (meer?) op dergelijke begrotingsprognoses moeten baseren, maar wel op een evidente urgentie. De toekomst is onvoorspelbaar en we moeten ons pensioenstelsel aanpassen aan de wereld van morgen. We moeten een ‘nieuw normaal’ vinden, waarvan de noodzaak veel verder gaat dan het zuiver budgettaire aspect...

Gemeenschappelijke regels in overeenstemming met de realiteit

De arbeidsmarkt van vandaag is niet meer dezelfde als toen het huidige sociale zekerheidsstelsel werd ingevoerd, en zal er in de toekomst nog anders uitzien. Steeds meer werknemers kennen diverse loopbaantrajecten en verschillende statuten (werknemer, zelfstandige, ambtenaar). Het begrip ‘loopbaan’ varieert al naargelang het stelsel. De nieuwe vormen van arbeid maken deze ‘loopbaan’ bovendien moeilijk te meten. Sommige werkgevers hebben al beslist om volledig over te stappen op telewerken. Specifieke regels in verschillende sectoren en verschillende pensioenstelsels belemmeren professionele heroriëntering. Een harmonisering van de regels van de verschillende stelsels is noodzakelijk.

De risico’s echt spreiden

De verdeling in ons pensioenstelsel is gebaseerd op intergenerationele solidariteit. In deze context moet elke rechtvaardige hervorming zowel de financiële haalbaarheid (niveau van de bijdragen en belang van alternatieve financiering) als de sociale toereikendheid (niveau van de uitkeringen) waarborgen. Dit impliceert een evenwichtige verdeling van de kosten van de vergrijzing over de generaties, wat leidt tot progressieve aanpassingsmechanismen op basis van objectieve indicatoren. Opvallend is dat het armoederisico bij de gepensioneerden lager is dan bij de rest van de bevolking en dat in een recessie de pensioenen blijven stijgen (6 % per jaar) terwijl de werkgelegenheid en de lonen dalen.

Het nieuwe normaal: de individuele pensioenrekening

Om het vertrouwen te herstellen en rekening te kunnen houden met de toenemende diversiteit in arbeidsverhoudingen is het invoeren van een individuele pensioenrekening aan te raden. In dit systeem zou iedereen een pensioenrekening hebben die elk jaar aangevuld wordt met nieuwe pensioenrechten, berekend op basis van (meetbare) loonfracties in plaats van een (minder meetbare) loopbaanfractie. De transparantie van deze pensioenrekening zal een draagvlak bij de bevolking creëren. Dit systeem zou het ook mogelijk maken om geleidelijk aan met pensioen te gaan en zo 60-plussers aan het werk kunnen houden. Het systeem zou een betere correctie mogelijk maken van de impact van de sociale ongelijkheid op de levensverwachting, iets wat ons huidig systeem bijzonder onrechtvaardig maakt. Concreet betekent het dat de laagst geschoolden, die vaak vroeger aan hun loopbaan beginnen, ook vroeger met pensioen kunnen gaan.

Als er één les is die we uit de vorige hervormingen van ons pensioenstelsel kunnen leren, is het wel dat ze veel verwarring hebben gecreëerd door gedeeltelijke oplossingen voor te stellen die echte coherentie misten.

[1] Beide auteurs zijn lid van de Academische Raad van Pensioenen en voormalig lid van de Commissie Pensioenhervorming.