Naar overzicht

Pensioenrevisionisme

De N-VA kreeg alle andere politieke partijen over zich heen nadat sp.a-voorzitter John Crombez onthulde dat Bart De Wever en co zowaar de wettelijke pensioenleeftijd na 2030 nog voorbij de grens van 67 jaar willen optrekken als de levensverwachting zou blijven stijgen. Asociale, onverantwoorde of voorbarige stemmingmakerij, luidden de veroordelingen.

Wat de N-VA voorstelt, lijkt nochtans sterk op het regeerakkoord van de aftredende regering Michel. Ik citeer: ‘de regering zal een wettelijke basis opstellen die automatische aanpassingen van de voorwaarden om het wettelijk en vervroegd pensioen op te nemen, mogelijk maakt (…) in samenhang met (…) de stijging van de levensverwachting.’ Ziedaar het fameuze pensioen op punten, dat inderdaad de pensioenleeftijd automatisch de levensverwachting kan doen volgen.

Een puntensysteem was eerder voorgesteld in diverse Belgische studies, waaronder het rapport van de officiële Pensioencommissie. Onder leiding van sp.a-coryfee Frank Vandenbroucke werden daarin scenario’s geschetst voor een nieuw sociaal contract dat de stijgende levensverwachting zou doortrekken in een langere referentieloopbaan voor pensioenen. De commissie kon putten uit vele buitenlandse rapporten: zowat de helft van alle OESO-landen kent al dergelijke mechanismen.

Consensusrapport

Dat langere levensverwachting dwingt tot langere loopbanen en zo tot hogere pensioenleeftijden is dus internationaal gemeengoed en was in België na veel pensioenheisa verworven in een officieel consensusrapport en een regeerakkoord. Wie thans storm loopt tegen de symboliek van een mogelijke hogere pensioenleeftijd na 2030 getuigt van electoraal pensioenrevisionisme.

De socialisten gaan daarin het verst. Zowel de Vlaamse als de Waalse socialisten trekken naar de kiezer met de belofte om de pensioenleeftijd formeel of feitelijk te verlagen, respectievelijk tot 65 jaar of 42 loopbaanjaren. De Belgische socialisten imiteren de Vijfsterrenbeweging en de extreemrechtse Lega die in Italië aan de macht kwamen met de belofte om een eerdere verhoging van de pensioenleeftijd ongedaan te maken.

Ik heb weinig sympathie voor dergelijk pensioenpopulisme. Zolang de pensioenen met de bijdragen van de werkende generaties worden betaald, betekenen stijgende levensverwachting en lage geboortecijfers ook stijgende budgettaire druk, op te vangen door in verhouding minder actieven. Dat wordt al decennia voorspeld en is intussen, door het collectieve onvermogen van opeenvolgende Belgische regeringen, ook bittere realiteit.

Zeven miljard

De afscheidnemende federale regering moest al zowat zeven miljard bijschrapen om vergrijzingskosten op te vangen. De volgende legislatuur komen daar nog een pak miljarden bovenop. Pensioenkosten kannibaliseren andere politieke prioriteiten, reduceren de jongere generaties tot uitbetalingsinstellingen en duwen begrotingspolitiek in een eeuwige carrousel van besparing- en belastingimprovisatie.

De kunst van pensioenbeleid is timing. Wie op tijd beslist, kan pensioenen hervormen zonder de gepensioneerden te treffen, kan hervormingen geleidelijk implementeren en kan pensioenzekerheid scheppen voor de toekomst. In plaats daarvan kent België al twintig jaar lang een slow-motion pensioencrisis met telkens weer nieuwe rondjes betogingen, mini-hervormingen en uitstelpolitiek – denk maar aan het voormalige Zilverfonds.

Anno 2019 is de slinger zelfs teruggeslagen richting pensioennegationisme: de illusie dat we alles met minder werken en meer belastingen kunnen opvangen. We zullen dus blijven palaveren over pensioenleeftijd, terwijl we het al lang moesten hebben over andere loopbanen, beter personeelsbeleid, goede arbeidskwaliteit, aanvullend pensioen en stevige prikkels voor langer werken.

Ondertussen is de pensioenonzekerheid algemeen en twijfelen zelfs jongeren over hun pensioen. Wanneer de jongeren niet meer dromen om de welvaart van de toekomst te maken maar twijfelen of ze in de toekomst uitkeringen gaan krijgen, is de pensioenverlamming echt algemeen.

Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.