Duidelijke verantwoordelijkheden zijn essentieel voor goed bestuur
We zijn nog enkele maanden voor de verkiezingen, die zoals elke verkiezing in het licht moeten staan van beter bestuur. Voor de welvaart en het welzijn van een bevolking op lange termijn is de mate waarin je slaagt in goed bestuur fundamenteel. Het publiek is allang vertrouwd met de lijstjes waar België al te vaak aan de staart bengelt inzake prestaties en aan de top inzake belastingdruk. De belangrijkste vraag is wat we eraan doen. Waar zijn de hefbomen voor verandering?
In Europese landen zijn de fundamentele instituties in principe voorzien. Alleen functioneren ze in sommige landen veel beter dan in andere. Hoe we de instellingen die we hebben goed laten functioneren, is allesbehalve een triviale vraag.
Kabinetten
Marc Descheemaeker, voormalig CEO van de NMBS, schat in zijn boek ‘Dood spoor’ dat een Nederlander door bijna tien keer minder politiek en politiek ondersteunend personeel zoals kabinets- en parlementaire medewerkers wordt bestuurd dan een Belg. In Nederland zijn er voor 17,5 miljoen inwoners ongeveer 120 kabinetsmedewerkers, in België met 11,5 miljoen inwoners zijn dat er meer dan 2.000, over alle regeringen heen. Nederland telt 29 ministers en staatssecretarissen. België meer dan dubbel zoveel. Ook het aantal parlementsleden ligt in België ruim dubbel zo hoog.
De Brusselse minister-president Rudi Vervoort (PS) heeft 82 kabinetsmedewerkers, terwijl zijn Vlaamse collega Jan Jambon (N-VA) er 41 heeft. De eerste is minister-president van 1,2 miljoen burgers, de tweede van 6,5 miljoen.
Al meer dan 20 jaar horen we de analyse dat de kabinetten in ons land ertoe leiden dat geen langetermijnbeleid gevoerd kan worden. In andere landen wordt een minister omringd met hoogstens een handvol persoonlijke medewerkers en moet hij verder werken met de administratie. Dat lezen we ook in het boek ‘Ligt het aan ons’ van voormalig ambtenaar en ambassadeur in Den Haag Dirk Achten.
Primaat van de politiek
Als een minister alweer lang andere oorden heeft opgezocht, blijft een administratie. Of een systeem met een dominantere administratie een ongemengd betere werking oplevert, daarover verschillen de meningen. Over Nederland wordt vaak gezegd dat de administratie er te veel macht heeft in vergelijking met verkozen politici. Zeker in schandalen zoals de Toeslagenaffaire zag je dat benadeelde burgers wel politici aanspraken, maar dat het jarenlang onmogelijk bleek de administratie mensonterende beslissingen te doen herzien.
In theorie maakt het parlement wetten, wordt de regering afgerekend op de uitvoering daarvan en waakt de administratie over de competente implementatie. In ons land is er de bekende politisering van de ambtenarij en functioneert het parlement nauwelijks als wetgevende macht in vergelijking met de regering en haar kabinetten. Er is dan ook geen contradictie tussen wie vindt dat ‘de politiek’ overvleugeld wordt door de administratie en anderen die vinden dat het land tekortschiet inzake langetermijnbeleid. Als het parlement opnieuw doet waarvoor het gecreëerd is, wordt de tegenstelling tussen een sterke administratie en het primaat van de politiek snel overstegen.
Iedereen die begaan is met goed bestuur moet vooral meewerken aan de correcte rolbewaking en bestrijding van de politisering van de administratie. Essentieel is ook de juiste rolverdeling. Het is bijvoorbeeld aan het parlement om uit te maken wat fiscale rechtvaardigheid is, en niet aan de belastingdienst. Als het op regionale of federale belastingen aankomt, lijkt het soms alsof de administratie bepaalt, en de politiek gewoon nog tekent.
Kerntaken
In een land waar provincies gesubsidieerde tuincoaches inzetten in hun zogenaamd klimaatbeleid moet een rigoureuze evaluatie komen van welke beleidsinstrumenten performant en efficiënt zijn en welke eerder als bezigheidstherapie omschreven kunnen worden.
De kwaliteit van wet- en regelgeving zal er in grote mate op vooruitgaan mocht de overheid zich meer beperken tot haar kerntaken. Vooral daar moet het primaat van de politiek toegepast worden. Dat is een conditio sine qua non opdat de politiek niet langer haar tanden stukbijt op de administratieve staat waarvan het apparaat iedereen boven het hoofd lijkt te zijn gegroeid.