Naar overzicht

De zoveelste aflevering van het ‘gratis’ verhaal

Het ‘gratis’ verhaal vindt altijd wel een vruchtbare bodem, zo heeft de ACV opnieuw aangetoond. Onderwerp van dienst was deze keer de kinderopvang.

Een ding heeft de ACV al zeker helemaal mee, zodra je iets een basisrecht noemt wordt het stukken moeilijker er tegenin te gaan. Al helemaal als dat je lijnrecht tegenover gelijke kansen voor elk kind plaatst. Maar is dat hoe schaarse overheidsmiddelen het best worden aangewend? Is dat hoe het nobele doel het best bereikt wordt?

Wat ze ook uitstekend hebben begrepen is de waarde van kinderopvang, of beter gezegd voorschools onderwijs en zorg. Want onthaalouders en kinderverzorg(st)ers doen zoveel meer dan simpelweg veilige bewaring van het kind zodat de ouders kunnen gaan werken. Kinderen zetten hun eerste stappen in de brede samenleving, soms zelfs letterlijk. Wat voor een leek simpelweg spelletjes en vuile luiers lijkt, legt in werkelijkheid de fundering voor de latere schoolse en professionele carrière. Kwalitatieve kinderopvang bevordert de lichamelijke, cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling van het jonge kind. Waar een slechte kindertijd littekenweefsel laat, renderen goede jonge jaren het leven lang. Gratis dan maar? Neen, toch niet.

Wat aanhangers van het gratis-verhaal minder goed hebben begrepen, is het onderscheid tussen gratis, betaalbaar en toegankelijk. Laten we beginnen met het eerste, betaalbaarheid. Betaalbaarheid zal voor verschillende gezinnen met verschillende inkomens iets verschillend betekenen. Weinigen zullen de werkelijke volle pot kunnen betalen, maar vele gezinnen zijn heus in staat zelf een deel van de financiële lasten te dragen. Ook dat is het opnemen van ouderlijke verantwoordelijkheid. Voor wie hier minder toe in staat is bestaan er gelukkig de inkomensgerelateerde tarieven. Deze gaan zelfs tot anderhalve euro per dag, al sluit de administratieve mallemolen om dit tarief te verkrijgen net dié gezinnen uit die er het meest nood aan hebben, met net dié kinderen die het meest zouden baten bij kwalitatieve kinderopvang.

Daarnaast is betaalbaarheid slechts één aspect van toegankelijkheid. Minstens even belangrijk, en in Belgische context stukken problematischer, is de beschikbaarheid van de plaatsen of de bruikbaarheid. Wat baat gratis kinderopvang met maandenlange wachtlijsten, met uurroosters die niet aansluiten op werkroosters, of aan de andere kant van de stad? Wat baat gratis kinderopvang als net dié groepen die we proberen op te nemen in de samenleving er om allerhande redenen geen gebruik van maken?

We hebben nood aan toegankelijke – en dus betaalbare – kinderopvang, daar is geen twijfel over. We doen het al vrij goed en behalen niet alleen de internationale Barcelona doelstellingen, maar ook ons eigen nog ambitieuzere doelen. En toch moeten we mikken op meer, en op beter. Mikken op betaalbare kinderopvang, zeer zeker. Maar zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen, noch de andere aspecten van toegankelijkheid. We hebben nood aan een breder gezinsbeleid, dat investeert in levenskansen van kinderen zodat eenieder zich kan ontplooien in onze samenleving. Kinderopvang zal hier een belangrijk deel van uitmaken, als onderdeel van een vraaggestuurd, geïntegreerd gezinsbeleid op maat. Dat is waar we de prioriteiten moeten leggen, dat is waar we moeten investeren. Investeren zodat het jaren kan renderen. Niet een beetje voor iedereen, inclusief voor wie er geen nood aan heeft en met de gekende Mattheuseffecten tot gevolg, maar gerichte, effectieve en efficiënte maatregelen.

Kansen kosten geld, zeker voor wie nu het verst staat van volwaardige maatschappelijke participatie. Maar het gratisverhaal is een dure rook voor weinig vuur.