Naar overzicht

Is de tijd rijp voor een werkelijke ommekeer?

In 1990 kende de economie van Canada een zware recessie met een periode van zwakke productiviteitsgroei en uit de hand gelopen loonstijgingen. Het bruto binnenlands product (bbp) daalde met 3 procent en de werkgelegenheid werd zo zwaar getroffen dat ze pas zeven jaar later begon te herstellen. De totale overheidsschuld overtrof voor het eerst 100 procent van het bbp. De politiek van Canada had tot midden jaren 90 nauwelijks de ruggengraat om in te grijpen, maar dat veranderde in 1995. Wat zorgde ervoor dat het zieke kindje van Noord-Amerika plots wel van aanpakken wist?

De adjunct van de toenmalige minister van Financiën vertelde me enkele jaren geleden dat de roep voor verandering niet kwam van de Canadese elite, maar vanuit de bevolking. Enkele schokkende ervaringen openden de ogen van de mensen dat het zo niet verder kon. Het Internationaal Monetair Fonds dreigde ermee dat het land zijn status zou verliezen als een van de sterkste economieën. Kredietwaardigheidsbeoordelaars verlaagden de rating en The Wall Street Journal publiceerde een staalhard artikel dat het land een bananenrepubliek zou worden als het niet ingreep. Dat kwam zwaar aan in Canada omdat het land zich sowieso altijd afmeet tegenover zijn grote broer, de Verenigde Staten.

Eerder dit jaar sprak ik met een bekend econoom die in het begin van zijn loopbaan in die periode werkte op het Canadese ministerie van Financiën. Hij stelde dat een cruciale factor voor het keerpunt in de situatie de stijging van de rente vormde. Veel van de gewone Canadezen hadden een hypotheek met variabele rente. De situatie op de obligatiemarkt had dus een directe impact op de kosten van het levensonderhoud van de bevolking. Daardoor ontstond snel een druk op de politiek om in te grijpen.

Het toeval wil dat de schoondochter van mijn gesprekspartner tolk was voor het regeringskabinet in die tijd. Zij moest dan ook de cruciale vergadering tolken waarin de eerste minister de ernst van de situatie besprak. Hij maakte duidelijk dat uitzonderlijke tijden uitzonderlijke maatregelen vergden en dat het niet meer het moment was voor spitsvondigheden allerhande. De eerste vakminister aan wie hij een besparingspakket oplegde, maakte grote bezwaren. In elk ander departement was dat best mogelijk, maar niet in zijn portefeuille. Na de derde minister op rij die een dergelijk betoog afstak, ontstak de premier in woede. Als nu nog iemand met allerlei excuses afkwam, zou hij onmiddellijk een persbericht uitsturen met de melding van het ontslag van de desbetreffende minister. De regeringsmaatregelen leidden tot een daling van de overheidsschuld van 68 procent van het bbp in 1995 tot nauwelijks 30 procent. Naast een belangrijke pensioenhervorming werd het stelsel voor werkloosheidsverzekering herschikt en werden bedrijfssubsidies zo goed als afgeschaft. Dat allemaal door een linkse regering.

We kunnen ons afvragen in welke mate die episode uit de Canadese politiek ons iets kan zeggen over de Belgische situatie anno 2016. De realiteit bij ons is dat een Belgische eerste minister niet de macht heeft om buiten ministers van zijn eigen partij een regeringslid zomaar te ontslaan. In ons land zou het ook langer duren eer de bevolking de link legt tussen hogere rentekosten en het wantrouwen tegenover Belgisch staatspapier. In 2011 was er de Belgische ratingverlaging en ook even een besef dat de staatsschuld ons land in zwaar onweer kon brengen, maar dat deemsterde snel weer weg. Slechts een kleine minderheid lijkt overtuigd dat het onder controle brengen van de schuldgraad van ons land bij de topprioriteiten hoort. Politici lijken door de bevolking nog vaak vooral beloond te worden om te beloven dat de bomen tot in de hemel groeien. Op het moment lijkt er nog niet zo’n ‘Canadees kantelpunt’ aan de horizon te ontdekken.

Is de tijd rijp voor een werkelijke ommekeer? Vandaag leven velen onder de illusie dat een maatschappij in de eerste plaats vorm krijgt door het creëren van nieuwe wetten. De Franse filosoof Alexis de Tocqueville achtte bij het begin van 19de eeuw de invloed van wetten groter dan die van omstandigheden, maar de zeden van de tijd belangrijker dan wetten. Hij gaf het voorbeeld van Mexico, dat een grondwet had aangenomen die erg geleek op die van de VS. De Mexicanen namen wel de letter van de wet over, maar de geest ervan kon niet meer verschillen. Hij dacht dat sommige groepen veel belangrijker in de maatschappij zijn dan politici, maar soms kunnen ze toch een wezenlijke wending geven. Zoals de stichters deden bij het opstellen van de Amerikaanse grondwet.De Tocqueville probeerde een wetgevende groep te creëren die een rol kon spelen in de overgangsperiode van absolute macht naar bredere burgerparticipatie in de politiek. Zijn vertrouwen in zijn medestanders werd echter beschaamd, omdat die in hun streven naar loutere macht geen graten zagen in de centralisatiedrift die na de revolutie Frankrijk vormgaf. Een hervorming die tegen alle verwachting in wel succes had, was het opgeven van de staatscontrole op prijzen en lonen in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse bevelhebber zei destijds aan de Duitse minister (en later bondskanselier) Ludwig Erhard dat zijn adviseurs hem zeiden dat dat een grote vergissing was. Mijn eigen adviseurs zeggen hetzelfde, antwoordde Erhard. Het werd een gigantisch succes.