Naar overzicht

Openbare schuld: noch Marx, noch Keynes

Binnenkort overschrijdt in Europa de overheidsschuld een jaar BBP. Deze vaststelling is de meest hachelijke dreiging die op ons continent weegt vermits de openbare schuld de pan uit swingt in een economie zonder groei noch inflatie.



 



En dan rijst de vraag : wat is een overheidsschuld ?



 



Er zijn er die beweren dat ze vreemd is aan de burger, alsof ze geen effect heeft op onze individuele vermogens. Hun argument is dat een overheidsschuld nooit wordt terugbetaald  maar in de loop der jaren verdwijnt in een permanente herfinanciering. In dat opzicht zou men kunnen stellen dat de schuld iets natuurlijks is : ze zou dan een weerspiegeling zijn van een continue overdracht van de schuldeisers van de Staat naar de openbare sectoren, net als een reusachtige sociale zekerheid. De overheidsschuld zou er dan weinig toe doen. Ze is dan voor het privéspaargeld wat de belastingen zijn voor de beroepsinkomens. Ze wordt dan zelfs «de » uitbeelding van de solidariteit van de Staat omdat haar herfinanciering de fiscale mechanismes en de herverdeling bepaalt.



 



Spijtig genoeg liggen de zaken iets moeilijker. Voor de schuldeisers is de overheidsschuld kapitaal. Maar in tegenstelling tot kapitaal dat arbeid vertegenwoordigt uit het verleden en beetje bij beetje werd opgespaard, is de overheidsschuld ook een heffing op toekomstige arbeid. De schuldeiser van de Staat met name verleent deze laatste een lening met het spaargeld voortkomend uit voltooide arbeid terwijl de Staat (de schuldenaar) zijn eigen schuld terugbetaalt dankzij de heffingen op toekomstige arbeid. Dat is logisch : de overheidsschuld wordt gewaarborgd door onder andere de capaciteit die de Staat heeft om belastingen te heffen op toekomstige beroepsinkomens. Door zich in de schulden te steken vraagt de Staat dus aan zijn schuldeisers hem krediet te verlenen op grond dat hij in staat is een belasting te heffen op de inkomens van zijn toekomstige belastingbetalers. Een buitensporige schuld belemmert dus in hoge mate een vlotte kapitaalstroom en de vermindering van de arbeidskost. Als de schuld wordt geherfinancierd door de belastingen kan het inderdaad niet anders dan dat de arbeid wordt getroffen.



 



Zo stelde Marx (1818-1883) dat de overheidsschuld niet noodzakelijkerwijs gelinkt was met het proces van productie van welvaart en dat het geen bewijs was van eigendom van reëel kapitaal. Hij stelde de overheidsschuld gelijk met fictief kapitaal omdat hij ze zag uitdoven in de revolutie, een toestand die aan de overwinning van het proletariaat voorafgaat. Voor Marx hield het daar niet op : vermits de overheidsschuld opgespaarde arbeid uit het verleden is die verpand is door toekomstige arbeid, zou deze schuld moeten kwijtgescholden worden door de ontkenning van privé-eigendom, iets wat voor hem een obstakel was voor sociale gelijkheid. De visie van de nihilist Proudhon (1809-1865) sloot daar nogal bij aan.



 



Als de marxistische analyse wordt voortgezet, moet de overheidsschuld vergeleken worden met de munt. Beide noties zijn de voor- en de keerzijde van dezelfde realiteit omdat beide ook worden uitgegeven door dezelfde Staten. De munt is een financiële schuld terwijl de overheidsschuld een sociale schuld is. Net zoals de overheidsschuld is de munt soeverein. En, raar maar waar, wij maken dezelfde mentale bokkensprongen, of het nu gaat om de munt of de overheidsschuld : wij beschouwen de munt als een privéverworvenheid terwijl die een openbaar goed vertegenwoordigt. En ondanks het feit dat wij er de individuele debiteuren van zijn, zien wij de overheidsschuld als een collectieve verplichting die ons vreemd is terwijl we wel genieten van de openbare goederen.



 



Net zoals de overheidsschuld meet de munt de stabiliteit van het economische apparaat. Een zwakke munt weerspiegelt inderdaad een concurrentieel zwakker land en omgekeerd. Dat is ook de reden waarom de monetaire geloofwaardigheid maar zelden voortvloeit uit een ongevraagde handeling. De garantie van de munt is veeleer een staat van vertrouwen. In die zin is het een illusie te denken dat de munt behoedt voor een systemische financiële schok. Bij een existentiële financiële ontploffing biedt de munt geen enkele garantie voor zijn eigen overleving.



 

 



In de ogen van Marx is de overheidsschuld een fictief kapitaal. Maar geldt dat niet des te meer voor de munt ? Is het niet gewoon een immens schrijfspel gebaseerd op kwetsbare overeenkomsten ? Het antwoord blijft uit omdat overheidsschuld en munt een daad zijn van gedeelde overtuigingen.



 



Maar de ontstellende realiteit is dat als de overheidsschuld té hoog oploopt, de schuldenaars de schuldeisers niet meer erkentelijk zijn maar hen een schuldkwijtschelding opleggen. En daarom brengt een torenhoge overheidsschuld de munt onherroepelijk in gevaar. Om de schuld te verminderen moet de munt ontsporen (er moet met andere woorden inflatie worden verwekt) of moeten de schulden worden kwijtgescholden, zoals in het geval van het faillissement van Griekenland of de inbeslagname van de Cypriotische bankdeposito’s. In geen van beide gevallen kan een ongebreidelde overheidsschuld worden terugbetaald zonder de munt te verderven.



 



Maar heeft Marx dan toch niet misschien een beetje gelijk ? Ik dacht het niet. Of, hij zou het bij het rechte eind gehad hebben als de schuldkwijtschelding de inbeslagname betekent van de privé-eigendom, ofte de antimaterie van de markteconomie. Als onze leiders het niet uit de hand willen laten lopen, mag enkel de té hoge schuldenlast hen bezighouden, waarbij ze oog hebben voor de sociale solidariteit en het economische concurrentievermogen. En net daarom mogen onze leiders maar twee doelen voor ogen houden : economische groei en herstel en niet bezuiniging en soberheid. Daarom ook moeten we van dat schema van een te sterke euro af omdat dat enkel een afspiegeling is van een deflatie- en recessiemunt.



 



Voor alle duidelijkheid, de uitweg uit de crisis loopt over een verdiscontering door de ECB van de overheidsschulden overgoten met een redelijke dosis inflatie veeleer dan een ascetisch beheer van de gemeenschappelijke munt. Het probleem van de torenhoge overheidsschuld kan beter opgelost worden door een trage munterosie (waartegen de lage lonen beschermd zijn) dan door confiscaties en andere kwijtscheldingen van schulden, iets wat in de zwakke landen van het zuiden door een hopeloos beleid nochtans meer dan waarschijnlijk als oplossing zal worden gekozen.



 

 

Tot besluit, het is geen grote nihilistisch marxistische avond. We wankelen niettemin op de rand van een ravijn van beangstigende socio-economische schokken. Het moet nu maar ‘s gedaan zijn pathetische illusies te koesteren over een overheidsschuld die op natuurlijke wijze slijt door een onzichtbare groei. Binnenkort zullen we verbijsterd merken dat de politici die té snel de eurozone hebben uitgebreid en de economisten die ad nauseam absolute soberheid en zuinigheid hebben gepredikt in volle recessie, een zware beoordelingsfout maakten. Keynes, die terecht wordt aangehaald door onverstandige economisten, zou de hedendaagse economische oriëntaties zeker geen voldoende hebben gegeven.