Naar overzicht

Noorderlicht

Op de websites van onze overheid prijken pagina’s genoeg die beginnen met de woorden ‘evaluatie’ of ‘tussentijdse balans’. Die gaan echter bijna altijd over een herziening van de coronamaatregelen. Terwijl we toe zijn aan een evaluatie van het coronabeleid. Heeft ons land de crisis goed beheerd en welke lessen zijn er te trekken?

Nederland heeft ons voorgedaan hoe het proces van die evaluatie aan te vatten. Het meest zichtbare resultaat van die aanpak is een rapport van de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) met de titel ‘Aanpak coronacrisis deel 1’. Dat alleen al bevat interessante elementen voor ons land.

Om te beginnen bestaat er bij onze noorderburen een orgaan dat onafhankelijk werkt van de overheid en andere partijen, en dat de bevoegdheid heeft structurele veiligheidstekorten in een sector, de overheid en het land te onderzoeken. Bij bepaalde voorvallen in de luchtvaart, de scheepvaart, de industrie en de spoorwegsector heeft de OVV de wettelijke plicht om die te onderzoeken. En nu buigt de raad zich dus over het beheer van de grootste gezondheidscrisis in decennia.

Corona is veel meer dan een gezondheidscrisis

Het wordt erg interessant als blijkt dat veel conclusies uit het Nederlandse rapport ook pertinent zijn voor ons land. Een heel belangrijk luik gaat over de inschatting dat corona veel meer is geworden dan een gezondheidscrisis. Effecten op de eenzaamheid bij ouderen, de economische schade, de budgettaire schuldexplosie maar ook de toenemende maatschappelijke onrust of zorgen over het welzijn van jongeren tonen aan dat voor deze crisis een brede blik op de maatschappelijke consequenties cruciaal is.

In elk domein ontstaat een groot probleem als te eenzijdig gestuurd wordt op fenomenen waarover elke dag nieuwe data beschikbaar zijn - zoals besmettingen en ziekenhuisopnames - maar niet op zaken als de mentale gezondheid van de bevolking, waarvan het veel moeilijker is recente evoluties in kaart te brengen.

De Nederlandse Onderzoeksraad stelt dat het vergaren van signalen op sociaal-maatschappelijk terrein en op het vlak van ethiek en welzijn ten behoeve van de besluitvorming niet structureel gebeurde, en geen onderdeel uitmaakte van de formele crisisstructuur. Zelf benadrukte ik in maart 2020 dat we dan misschien wel een ongeziene tijd tegemoetgingen, maar dat we nooit mochten vergeten ‘dat we niet China zijn’. Op die manier probeerde ik al te waarschuwen voor het verliezen van elk perspectief.

Mentale gezondheid niet even waardevol als kwantitatieve informatie

Het is één zaak om in rapporten in adviescomités een hoofdstuk op te nemen over mentale gezondheid, iets anders is de vraag of dat aspect ook werkelijk meewoog in de beslissingen. De Nederlandse onderzoekers komen tot de conclusie dat adviezen en signalen over de bredere effecten van de maatregelen geen gelijkwaardige positie kregen ten opzichte van kwantitatieve informatie. Daardoor had de overheid geen passend antwoord op het groeiende ongenoegen over oplopende leerachterstand, toenemende eenzaamheid, knellende grondrechten, uitgestelde zorg en afgenomen kwaliteit van leven in woon-zorgcentra. Dat deed het draagvlak fors afnemen.

Begin 2020 spraken velen de grote hoop uit dat in ons beleid de rol van expertise eindelijk zou groeien. Vooral over de werking van de talloze adviescomités zal nog menige discussie gevoerd worden. Het is duidelijk dat velen aarzelen om belangrijke discussies te voeren in het verhitte klimaat waarin we leven. Terughoudendheid wegens dergelijke chillingeffecten is echter problematisch.

Ik ben benieuwd hoe in de opleiding journalistiek gesproken zal worden over de strategie van sommige experten die het tegensprekelijk debat wel erg moeilijk hebben gemaakt. Debatten onder gezondheidseconomen over hun discipline worden de komende tijd erg boeiend. Dat we collectief nog tot een brede evaluatie komen van de proportionaliteit van het gevoerde beleid is in elk geval onvermijdelijk.