Naar overzicht

Loonnormvirus

Actieve bemiddeling door de federale regering heeft tijd gekocht in de aanslepende onderhandelingscrisis over de nieuwe loonnorm. Het is positief dat de hallucinante combinatie van dovemansgesprekken, onwil en staking te midden de grootste economische crisis sinds de Tweede Wereldoorlog voor even wordt stilgelegd. Maar met welke prijs?

Naar verluidt probeert de regering vakbonden en werkgevers te paaien met beloftes over eenmalige bonussen, hogere sociale uitkeringen, landingsbanen en brugpensioen. We beleven andermaal hoe loonnormen het sociaal overleg en de partijpolitiek verstrengelen en resulteren in kortzichtige beleidskoterij. Dat is niet de bedoeling.

Het wettelijk mechanisme van de loonnorm is volstrekt technocratisch. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven berekent de beschikbare marge op basis van verwachte loonkostenontwikkelingen in de wettelijke referentielanden – Duitsland, Frankrijk en Nederland – en de prognoses voor de loonindexatie in België. Hij houdt eveneens rekening met de loonkloof die mogelijk is ontstaan tussen België en de referentielanden sinds 1996.

Legitimiteit van berekening


Uit dat berekeningsmodel komt een maximale loonnorm, thans 0,4 % voor de periode 2021-2022. In principe zou het sociaal overleg moeten gaan over hoever men onder dat maximum blijft. Alleen is dat principe nooit hard gemaakt. Vakbonden contesteren permanent de legitimiteit van de berekening en eisen steevast meer. Opeenvolgende regeringen hebben niet alleen laten betijen, ze hebben actief meegewerkt aan het ondermijnen van de loonnormen.

Regeringen hebben indicatieve normen getolereerd. Ze hebben marges gemanipuleerd met lastenverlagingen of subsidies. Ze hebben uitzonderingen en achterpoortjes gemaakt om boven de loonnorm te gaan. En van controles en sancties voor te hoge lonen heeft nog niemand gehoord. Het was dat of sociaal conflict.

Loonnormen zijn uitgevonden om het sociaal overleg te ontmijnen. In plaats daarvan organiseren ze het sociaal conflict en trekken ze elke regering in de onderhandelingen tussen belangengroepen. De loonnorm maakt van sociaal overleg partijpolitiek en van partijpolitiek sociaal overleg. Dat is nefast. Sociale partners kunnen hun verantwoordelijkheid ontlopen, mikken op politieke druk en rekenen op politieke depannage. Politieke partijen worden betrokken partij. Ze verliezen de afstand tot de lobbygroepen die noodzakelijk is voor goed bestuur en beleidskeuzes.

Leg dat bovenop de erfenis van verzuiling en de realiteit van Vlaams-Waalse tegenstellingen en je krijgt georganiseerde impasse. De energie van de sociale partners gaat niet meer naar vernieuwen en moderniseren maar naar gelobby over percenten. Arbeidsmarktbeleid wordt herleid tot het smeren en manipuleren van gestokte onderhandelingen, getuige de zoethouders die nu circuleren. De theorie van de loonnorm is de versterking van overleg en politiek. De praktijk is de verzwakking van beide.

Regering gijzelen


Onder de Vivaldi-coalitie beleven we de ultieme pervertering van de loonnormpraktijk. In alle grote sociale dossiers, pensioenen en arbeidsmarkt inbegrepen, rekent het regeerakkoord op de sociale partners om van aspiratie naar keuze te gaan. Zonder de medewerking van vakbonden en werkgevers is deze ideologisch verdeelde regering vleugellam. Daarmee kunnen de kemphanen van de loonnorm gemakkelijk de regering gijzelen. Wie het sociaal overleg tot onderaannemer van de politiek maakt, maakt de politiek tot onderaannemer van het sociaal overleg.

Als een virus vreet de perverse loonnormpraktijk aan de fundamenten van ons overlegmodel en ons politiek bestel. De loonnormwet is preventie tegen het systeemrisico van ontsporende loonkosten door automatische indexeringen en baremaverhogingen. Intussen zijn de loonnormen zelf het systeemrisico.

Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.