Naar overzicht

Liever Beethoven dan Vivaldi

Terwijl ik deze column pen, giert de zoveelste koortsaanval door de Wetstraat, de doodsrochel van de onderhandelingen of de catharsis op weg naar een regering. Al meer dan 650 dagen, sinds de val van de regering Michel I, verkeert ons land in politieke crisis, mede opgezweept door de federale verkiezingen van mei 2019. Die verkiezingen waren een hallucinant hoogtepunt van drieste beloftecultuur, volledig vervreemd van het losgeslagen schip dat de begroting toen al was.

Zovele maanden en zovele dolle wendingen later is het surrealistische schaduwboksen dat doorgaat voor Belgische federale politiek nog steeds in overdrive. In sommige landen heeft de coronacrisis de politiek tot beroepsernst gedwongen. In andere landen heeft het coronavirus het populistische en nationalistische virus versterkt. Alleen in België laat corona de politieke klasse koud. De permanente improvisatie, de halfslachtigheid en het amateurisme die zowat elk Belgisch beleid kenmerken, gaan onverkort door.

Een nog diepere put


Niets illustreert de ondraaglijke lichtheid van ons publiek bestuur beter dan de schandalige verwaarlozing van elk greintje verantwoordelijkheid in de overheidsfinanciën. De vergrijzing, de oplopende pensioenkosten, de torenhoge overheidsschuld, de aankomende klimaatfactuur, de gezondheidszorg die structureel in het rood zit: niets kan onze leiders verhinderen om door te gaan met beloven. Het recept voor een diepe put is een nog diepere put. Dat was de realiteit van het coronaparlement onder Wilmes. Dat is de realiteit van het recentste akkoord tussen vakbonden en werkgevers, dat de factuur alweer richting belastingbetaler stuurt.

Dat is ook de realiteit van de onderhandelingen die ons op de drempel van een Vivaldi-coalitie hebben gebracht. Wat daarvan de pers heeft gehaald, is vooral een mix van hogere sociale en ecologische uitgaven gecombineerd met een vrome wens van constante of selectief lagere belastingen. Dat allemaal in een context van fel oplopende vergrijzingsuitgaven en diepe economische malaise. Dat is begrotingswaanzin, in de veronderstelling dat de Europese Unie alles door de vinger zal zien en de rekening gewoon naar de volgende generatie gaat.

Ik heb oprecht empathie voor de onderhandelaars. Ze worstelen met een vreselijke erfenis, een electorale Rubik Kubus, een dramatische economie, een overdaad aan ego’s en een gebrek aan bestuurskunde. Maar dat rechtvaardigt geen budgettaire kamikazeduik. Dat vergoelijkt niet het nalaten van keuzes over bijvoorbeeld belastingen en kernenergie. Dat verklaart niet het afvoeren van elke ambitie in het realiseren van de pensioenhervorming.

Als Vivaldi lukt, dreigt eerder kakofonie dan harmonie. De clashes tijdens de onderhandelingen zijn groot geweest. Behoudens mirakel, dreigt een regeerakkoord dat ofwel vaag, ofwel onrealistisch, ofwel beide zal zijn. Anders komt er gewoon geen akkoord. Als Vivaldi alsnog implodeert, is het Wetstraatspel uitgespeeld. De keuze gaat dan tussen een noodregering of nieuwe verkiezingen.

Ernstige verkiezingen


Wie nu naar de kiezer gaat, speelt roulette met de democratie. Ik vrees dat de gram van de moe-getergde burger groot zal zijn. Misschien moet de boel ontploffen om dan grote kuis te houden. Sommigen hopen dat wellicht. Ik niet. Ons land, in welke institutionele configuratie ook, heeft vooral nood aan een grondige reiniging van de democratische cultuur. Dat moet beginnen met ernstige verkiezingen die aan de kiezer de waarheid voorleggen.

Een tussentijdse noodregering kan geflankeerd worden met experten-groepen die scenario’s aanbrengen. Laat dan de kiezer kiezen. Dan krijg je wellicht Beethoven in plaats van Vivaldi: geen ratatouille van ingrediënten maar een partituur doordrongen van een helder thema dat alles bepaalt: terug naar duurzaamheid.

Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.