Gezondheidsbureaucratie
De combinatie van demografische vergrijzing en sociale zekerheid betekent drie langgerekte crisissen in betaalbaarheid: voor pensioenen, gezondheidszorg en ouderenzorg. Pensioenhervorming is gemakkelijk. Ofwel langer werken, ofwel minder pensioen. Doordat we tot op het laatst hebben gewacht om te hervormen, is pensioenpolitiek daarentegen aartsmoeilijk.
In ouderenzorg is stilzwijgend gekozen om de ouderen vooral hun plan te doen trekken. Zeker, er wordt gesubsidieerd en woonzorgcentra, hun kwaliteit en kostprijs, blijven een aandachtspunt. Maar de klemtoon ligt op de oudere, op persoonlijk zorgbudget, in tango met bedrijven en non-profit spelers die innoveren in verzekeringen, dienstverlening en huisvesting.
De Belgische gezondheidszorg is een quasi-markt. De overheid subsidieert, maar de zorgaanbieders – artsen en ziekenhuizen – beslissen en de patiënten kiezen. Als het budget wringt, is de reflex voorspelbaar: minder subsidiëren. Daarom gaat het politieke debat al decennialang over jaarlijkse groeinormen. Dat is een doodlopende straat. Gezondheidszorg kan niet anders dan groeien, dankzij de wetenschappelijke en technologische vooruitgang die ons langer en gezonder laat leven.
Vooruitgang stremmen
Als permanente vooruitgang een permanent budgetprobleem geeft, is de politieke keuze simpel: de vooruitgang ofwel stremmen door regels en controle, ofwel omzetten in een economisch groeimodel waarin de traditionele vrijheid van artsen en burgers omslaat naar verantwoordelijkheid. Het is typerend voor België dat over heel het politieke spectrum niemand de tweede optie principieel vooropstelt. Iedereen kiest spontaan voor meer politisering en bureaucratisering.
Dat is het geval met de huidige regering die, onder leiderschap van een liberale minister, kiest voor top-down rationalisering van het ziekenhuislandschap. Dat is het geval met de Vlaamse werkgeversorganisatie VOKA, die in een uitgekiende nieuwe studie voluit gaat voor de sturing van het zorgaanbod. Via gesloten budgetten, forfaitaire vergoedingen en verplichte zorgtarieven wil VOKA niet langer medische prestaties maar vooropgestelde resultaten vergoeden, niet langer de arts maar de organisatie, het netwerk of de zorgketen centraal zetten.
Versta mij niet verkeerd: ik ben ook voor efficiëntie en kwaliteit. Ik weet dat we daarin beter kunnen. Maar er zijn meerdere wegen naar Rome. Als België te veel ziekenhuizen met te veel onderbenutte infrastructuur telt, is dat ook het gevolg van verzuiling en wafelijzerpolitiek die zowel het Noorden als het Zuiden moet bedienen. Als ziekenhuisartsen te veel medische prestaties leveren, is dat ook een gevolg van de ziekenhuisfinanciering die daarvan afhankelijk is en van hospitalisatieverzekeringen die deels de kosten op derden afwentelen.
Mens en arts centraal
Om die manco’s te bestrijden, hoef je niet noodzakelijk een nieuwe verzuiling van ziekenhuizen te organiseren en het artsenbestaan in regels op te sluiten. Je kan ook de sterkte van onze gezondheidszorg, haar quasi-markt met haar cultuur van presteren, concurrentie en klantvriendelijkheid, benutten. De hefboom ligt dan bij betere informatie voor zowel patiënten, artsen als organisaties. Als we resultaten en kostprijs transparant maken, kan iedereen bewust kiezen en zal concurrentie zorgkwaliteit en -efficiëntie transversaal bevorderen. In plaats van de structuren, zetten we dan de mens en de arts centraal. Daarop kan met financiële prikkels worden ingespeeld, ook via aanvullende verzekeringen.
Het debat over de toekomst van de gezondheidszorg wordt gevoerd door de bril van het verleden. De focus is medisch, de methode is bureaucratisch. De toekomst van gezondheidszorg ligt niet in medische zorg maar in welzijn, niet in bureaucratie maar in technologie. De belangrijkste veranderingskracht ligt bij ons, als gezondheidsconsumenten in een gezondheidseconomie. Als we de gezondheidszorg daarop niet afstemmen, zal die afglijden en voorbijgestoken worden, met meer gezondheidsongelijkheid in de bevolking.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.
In ouderenzorg is stilzwijgend gekozen om de ouderen vooral hun plan te doen trekken. Zeker, er wordt gesubsidieerd en woonzorgcentra, hun kwaliteit en kostprijs, blijven een aandachtspunt. Maar de klemtoon ligt op de oudere, op persoonlijk zorgbudget, in tango met bedrijven en non-profit spelers die innoveren in verzekeringen, dienstverlening en huisvesting.
De Belgische gezondheidszorg is een quasi-markt. De overheid subsidieert, maar de zorgaanbieders – artsen en ziekenhuizen – beslissen en de patiënten kiezen. Als het budget wringt, is de reflex voorspelbaar: minder subsidiëren. Daarom gaat het politieke debat al decennialang over jaarlijkse groeinormen. Dat is een doodlopende straat. Gezondheidszorg kan niet anders dan groeien, dankzij de wetenschappelijke en technologische vooruitgang die ons langer en gezonder laat leven.
Vooruitgang stremmen
Als permanente vooruitgang een permanent budgetprobleem geeft, is de politieke keuze simpel: de vooruitgang ofwel stremmen door regels en controle, ofwel omzetten in een economisch groeimodel waarin de traditionele vrijheid van artsen en burgers omslaat naar verantwoordelijkheid. Het is typerend voor België dat over heel het politieke spectrum niemand de tweede optie principieel vooropstelt. Iedereen kiest spontaan voor meer politisering en bureaucratisering.
Dat is het geval met de huidige regering die, onder leiderschap van een liberale minister, kiest voor top-down rationalisering van het ziekenhuislandschap. Dat is het geval met de Vlaamse werkgeversorganisatie VOKA, die in een uitgekiende nieuwe studie voluit gaat voor de sturing van het zorgaanbod. Via gesloten budgetten, forfaitaire vergoedingen en verplichte zorgtarieven wil VOKA niet langer medische prestaties maar vooropgestelde resultaten vergoeden, niet langer de arts maar de organisatie, het netwerk of de zorgketen centraal zetten.
Versta mij niet verkeerd: ik ben ook voor efficiëntie en kwaliteit. Ik weet dat we daarin beter kunnen. Maar er zijn meerdere wegen naar Rome. Als België te veel ziekenhuizen met te veel onderbenutte infrastructuur telt, is dat ook het gevolg van verzuiling en wafelijzerpolitiek die zowel het Noorden als het Zuiden moet bedienen. Als ziekenhuisartsen te veel medische prestaties leveren, is dat ook een gevolg van de ziekenhuisfinanciering die daarvan afhankelijk is en van hospitalisatieverzekeringen die deels de kosten op derden afwentelen.
Mens en arts centraal
Om die manco’s te bestrijden, hoef je niet noodzakelijk een nieuwe verzuiling van ziekenhuizen te organiseren en het artsenbestaan in regels op te sluiten. Je kan ook de sterkte van onze gezondheidszorg, haar quasi-markt met haar cultuur van presteren, concurrentie en klantvriendelijkheid, benutten. De hefboom ligt dan bij betere informatie voor zowel patiënten, artsen als organisaties. Als we resultaten en kostprijs transparant maken, kan iedereen bewust kiezen en zal concurrentie zorgkwaliteit en -efficiëntie transversaal bevorderen. In plaats van de structuren, zetten we dan de mens en de arts centraal. Daarop kan met financiële prikkels worden ingespeeld, ook via aanvullende verzekeringen.
Het debat over de toekomst van de gezondheidszorg wordt gevoerd door de bril van het verleden. De focus is medisch, de methode is bureaucratisch. De toekomst van gezondheidszorg ligt niet in medische zorg maar in welzijn, niet in bureaucratie maar in technologie. De belangrijkste veranderingskracht ligt bij ons, als gezondheidsconsumenten in een gezondheidseconomie. Als we de gezondheidszorg daarop niet afstemmen, zal die afglijden en voorbijgestoken worden, met meer gezondheidsongelijkheid in de bevolking.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.