Epi-politiek
Er zijn momenten dat het surrealisme van de Belgische politiek met verstomming slaat. De defenestratie van staatssecretaris Eva De Bleeker was er zo een. In een land dat budgettair de afgrond ruikt, wordt de politica die federaal verantwoordelijk is voor de begrotingsopmaak buiten gekieperd omdat ze te voorzichtig omgaat met verhoopte inkomsten uit nog te verhogen accijnzen. In een normale organisatie wordt kritische voorzichtigheid tot de kern van financieel beheer gerekend. Voor de Belgische staatshuishouding is het blijkbaar omgekeerd.
De onmiddellijke aanleiding voor de liquidatie en vervanging van de staatssecretaris is partijpolitiek. Haar partij, de Open VLD, zal in 2024 voor overleven strijden, waarbij alles op de leidersfiguur van de premier wordt gezet. Alles wat diens imago kan beschadigen, zoals daar zijn ‘materiële fouten’ die België het grootste overheidstekort van Europa opleveren, vergt demonstratieve actie. En passant gokt de partij op reputatie en netwerk via een vervangster met stamboom en achterban. Als de gedreven Alexia Bertrand de begroting verder ziet wegzinken, erger nog: als godbetert de verhoopte inkomsten uit accijnzen inderdaad tegenvallen, zal moeten blijken of die cosmetica niet uitmondt in zelfverminking.
Onder dat laagje electoraal vernis schuilt de diepe malaise van de Belgische begrotingspraktijk, gekenmerkt door een combinatie van amateurisme, verwaarlozing en manipulatie. Amateurisme, omdat het ontbreekt aan technische deskundigheid en afdoend professionalisme in de constructie en in de voorbereiding. Verwaarlozing, omdat begrotingsoefeningen worden gedaan om permanent te worden bijgesteld en omdat de parlementaire aandacht ervoor doorgaans omgekeerd evenredig is met hun belang. Manipulatie, omdat elke budgettaire oefening in extremis de rekening dichtsmeert met verwachte inkomsten en uitgaven op een hellend vlak tussen voluntarisme en roekeloosheid. Niemand die daarvan nog wakker ligt wanneer het volgende nachtelijk conclaaf zich aandient.
Desinformatie
De perverse Belgische begrotingspraktijk wordt ten gronde gefaciliteerd door desinformatie: alle begrotingen zijn snapshots van een gegeven jaar, terwijl het gros van de overheidsuitgaven voor de toekomst is vastgeklikt in de uitdijende welvaartsstaat. Zo kon België twintig jaar lang de voorspelde begrotingsschok van de vergrijzing politiek ontwijken of ontkennen, tot het te laat werd om daaraan nog iets te veranderen. Zo kan in elke legislatuur opnieuw een festival van nieuwe uitkerings- en subsidieballonnetjes worden georganiseerd zonder dat iemand rekenschap aflegt voor de impact daarvan in de toekomst.
Zo cultiveert België een systemische begrotingsonzindelijkheid die ons uiteindelijk inhaalt. We zijn nu op weg om het grootste overheidsbeslag te combineren met het grootste overheidstekort, waaronder het grootste niet-conjuncturele tekort. Terwijl andere landen meer relance-investering doen. Terwijl ze meer via hun begroting de energiecrisis moeten bestrijden, dankzij de Belgische loonindexering die de bedrijven de rekening stuurt. Terwijl onze belastingdruk en sociale uitgaven tot de internationale top behoren en er geen dag voorbijgaat zonder dat een of andere belangengroep de alarmbel luidt over tekorten en wachtrijen: in zorg, in kinderopvang, in koopkracht, in armoede, in vluchtelingenopvang, enz.
De kar is zeer groot en toch overladen
De hetze rond de begrotingsopmaak voor 2023 is dus een afgeleide van een afgeleide van het probleem: de kar van de overheid is zeer groot en desondanks compleet overladen. Het politieke debat zou moeten gaan over ontladen en versterken, over het gat van sowieso meer dan 33 miljard, ook met hogere accijnzen. In plaats daarvan verzanden we in epi-politiek die alleen over symptomen en nooit over oorzaken gaat.