Naar overzicht

De schaduwzijde van de zilveren medaille financiële geletterdheid van de Vlaamse jongeren

De Vlaamse 15-jarigen hebben op de PISA-studie voor financiële geletterdheid de 2e plaats behaald. Deze zilveren medaille aangrijpen om ons op de borst te slaan voor wat betreft ons onderwijssysteem met betrekking tot financiële vorming, meer bepaald via de vakoverschrijdende eindtermen, is echter misplaatst. Achter deze 2e plaats gaat immers een breed spectrum aan individuele scores schuil, scores van individuele leerlingen, elk met hun eigen verhaal. En wat blijkt, dat spectrum is voor Vlaanderen zéér breed. Eens te meer, is het dus belangrijk om te onderstrepen dat een gemiddelde score handig is om te publiceren, maar gevaarlijk is om conclusies op te baseren. De representativiteit van een gemiddelde score is immers afhankelijk van de onderliggende spreiding van de individuele scores. Hoe groter de onderliggende spreiding, hoe minder het gemiddelde enige betekenis heeft. Bijvoorbeeld, een scoretabel van 5-5-5-5-5 en één van 1-1-5-9-9 hebben allebei een gemiddelde score van 5, maar toch is er een duidelijk verschil. Het feit dat voor Vlaanderen de spreiding van de individuele scores zéér groot is, betekent dan ook dat we zéér voorzichtig moeten zijn om conclusies te trekken op basis van de behaalde zilveren medaille.



Laat ons daarom even verder kijken en stilstaan bij de spreiding van de scores. En wat blijkt, die spreiding is niet alleen zéér groot, er blijkt ook een sterke relatie te bestaan tussen de individuele scores op financiële geletterdheid en de socio-economische thuissituatie van de leerlingen. Dat is wél een betekenisvol resultaat, wat onze zilveren medaille op slag heel wat minder glans geeft. Want dit betekent immers dat ons onderwijssysteem, via de vakoverschrijdende eindtermen, niet in staat is om de bepalende invloed van de socio-economische thuissituatie op de financiële geletterdheid van leerlingen weg te nemen. We kunnen daarom evengoed de PISA resultaten aangrijpen om te concluderen dat de financiële vorming via het plichtonderwijs net niet goed werkt.



Moeten we het dan maar opgeven? Moeten we dan maar de investeringen in financiële vorming terugschroeven als blijkt dat het toch niet werkt, en het toch de socio-economische thuissituatie is die de meest bepaalde factor is? Neen, het aanbieden van financiële vorming via het schoolnetwerk biedt het grote voordeel dat men zo zeker is dat alle jongeren worden bereikt, in tegenstelling tot de financiële socialisatie die in gezinsverband tot stand komt. Ouders spelen een belangrijke rol als financiële socialisatie-agent maar dit proces wordt beïnvloed door socio-economische factoren waardoor jongeren uit kansarme gezinnen hiervan minder de vruchten dragen. Dit effect is nu net wat we zien in de PISA resultaten, althans wanneer we de moeite nemen om ver te kijken dan de zilveren medaille.



Aangezien jongeren over hun levenscyclus nog veel financiële situaties het hoofd moeten bieden, zijn ze een groep die bijzondere aandacht verdient. Traditioneel zet men hierbij in de eerste plaats in op een verhoging van de financiële kennis, waarbij men ervan uit gaat dat dit zal leiden tot een positieve verandering in het effectief financieel gedrag. Het is dan ook belangrijk om de meest aangewezen financiële vorming te bepalen die zal leiden tot adequaat financieel gedrag. Op haar beurt zal dit gedrag leiden tot een verbetering van het financiële welzijn, door bijvoorbeeld het opmaken van een eigen pensioenplan.



Laat ons daarom die 2e plaats vooral niet aangrijpen om te concluderen dat het werk af is, noch de dramatische spreiding met de sterke relatie tot de socio-economische thuissituatie, aangrijpen om te concluderen dat alle investeringen ten spijt zijn en het werk onmogelijk is. De school blijft dé plaats bij uitstek om financiële vorming aan te beiden en alle jongeren financieel kennis, attitude en gedrag bij te brengen, wat een belangrijke garantie is op een betere financiële, en hopelijk gelukkigere toekomst.



 



Lieven De Moor is hoofddocent financiële economie aan de VUB en KU Leuven, en verricht onderzoek naar o.a. de financiële geletterdheid van toekomstige leerkrachten.