Begraaft Vlaanderen de zilvereconomie?
Een toekomstverkenning bracht mij onlangs in contact met Buurtzorg, een thuiszorgorganisatie die in Nederland hoge ogen gooit met een model dat op buurtteams is gebaseerd. Dankzij een lokale en persoonlijke aanpak bereikt Buurtzorg vergelijkbare zorgresultaten met minder overhead en minder zorguren, een besparing van zowat veertig procent publieke middelen in vergelijking met de standaard. Buurtzorg zou zijn model helaas niet in België kunnen uitrollen omdat het niet past bij de manier waarop personeelsbenutting en subsidiëring voor thuiszorg hier geregeld zijn.
Ik moet daaraan denken nu de Vlaamse regering winst op zorg in de residentiële ouderenzorg wil verbieden. Dat is een typisch voorbeeld van hoe ons beleid focust op structuren en actoren in plaats van op mensen en doeleinden. Vlaanderen vergrijst aan sneltreinvaart en zal een kwart miljoen 85-plussers tellen in 2030, met grote concentratieverschillen tussen gemeenten. Jaren geleden gold die voorspelde vergrijzing ook als een opportuniteit. Een doordachte combinatie van publieke persoonsgerichte financiering en een open speelveld voor innovatie zou hier de ‘zilvereconomie’ doen floreren, een groeisector surfend op een nieuwe golf van zorgconsumenten. Dat was de hoop en ook de verwachting.
Nu de vergrijzing een feit is, moeten we vooral vaststellen hoe Vlaanderen is blijven steken in de oude modellen en in nog oudere ideologische dogma’s. De modellen zijn de zorgcentra, de personeelsvoorschriften en de subsidiemechanismen die eerder focussen op instellingen en processen dan op de mensen die zorg en welzijn willen. Het dogma is de aversie tegen winst bij zorg. Die aversie leek eerst politiek te verdwijnen maar wordt nu zowaar per decreet verankerd naar aanleiding van enkele incidenten met de kwaliteit en continuïteit van de zorg in ouderenzorgcentra onder een private koepel. Het lijkt wel alsof Vlaanderen de zilvereconomie wil begraven.
Fundamenteel en principieel is het verbieden van winst uit gesubsidieerde zorgverlening nonsensicaal.
Fundamenteel en principieel is het verbieden van winst uit gesubsidieerde zorgverlening nonsensicaal. Vraag het maar aan die tienduizenden vrije beroepers die artsen heten. Winst – let wel, dat betekent niet per definitie commercieel winstoogmerk – is het surplus dat zorgverstrekkers toelaat te investeren in technologie of infrastructuur, in het voortbestaan van hun organisatie op langere termijn. Winst is de financiële beloning voor efficiëntie en productiviteit. Dat is allemaal goed, gezond en noodzakelijk.
Natuurlijk kan winst ook profitariaat zijn, het afschuimen van zorgsubsidies met het afbouwen van zorgkwaliteit. Daar moet een subsidiërende overheid streng op toezien. Kwaliteit vergt normen en controle. Het verbieden van winst garandeert op zich geen kwaliteit en stimuleert zeker geen efficiëntie of innovatie. Het gooit het kind met het badwater weg en ontzegt de best presterende zorgverleners een legitieme marge.
Publieke middelen zijn ontoereikend
Geen enkele overheidsbegroting kan de noden en wensen van de massaal verouderende bevolking integraal dekken. De thuiszorg, de ouderenzorg, de familiehulp en alle andere zorgvariaties kampen allemaal met de realiteit dat de publieke middelen ontoereikend zijn. Tegelijkertijd nemen de noden hand over hand toe en blijft gepersonaliseerde zorg in een lokaal zorgecosysteem de beste methode voor het uiteindelijke doel: de familiale levenskwaliteit van onze ouderen. Waar is de tijd dat Vlaanderen droomde hierin een referentie te kunnen worden?
We hebben private investeringen, zorginnovaties en sociaal ondernemerschap echt broodnodig. We moeten de muren van de zorginstellingen slopen, de focus op het zorgaanbod verleggen naar de zorgvraag, en daarbij het menselijk welzijn centraal plaatsen. Begraaf dus niet de zilvereconomie, maar wel de dogma’s die haar bij voorbaat fnuiken.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.