Naar overzicht

De financiële hocus pocus van het klimaatverhaal

Het is altijd zo geweest dat een grote economische verandering veel opportuniteiten creëert voor gebakken lucht in het financieel systeem. Dat is misschien onvermijdelijk maar ontslaat niemand van het opbrengen van kritische zin.

Financiële spelers zijn uiteraard gretig gesprongen op de miljardenstromen die op gang worden getrokken door het klimaatbeleid. De bureaucratische molen, die daar ondertussen mee samenhangt, is niet meer te overzien. In het Akkoord van Parijs van 2015 werd een rol voorzien voor investeerders in de decarbonisatie. Tot daar geen verrasing. De manier hoe dat echter ingevuld werd, is een ander paar mouwen. Het concept ‘gefinancierde emissies’ betreft de indirecte broeikasgasemissies die toe te schrijven zijn aan financiële instellingen als gevolg van het verstrekken van kapitaal of financiering aan de oorspronkelijke uitstoter. Kapitaal moet dus ook zogenaamde ‘netzero’-doelstellingen hebben. Dat is heel wat minder evident door immense complexiteit en contradicties alom. Uiteraard is dergelijke complexiteit ook het plaatsen van de kat bij de melk. Een complexe jungle van contradicties is ideaal voor handige spelers om het systeem uit te melken.

Contradicties

Pas het netzeroverhaal maar eens toe in concrete gevallen. Zoals dat zowat steeds het geval is, is de eerste stap een zogenaamd manifest waarvoor vervolgens zoveel mogelijk ondertekenaars gezocht worden. Voor de financiële sector is dat het ‘Net Zero Asset Managers Initiative’ (The Net Zero Asset Managers initiative – An international group of asset managers committed to supporting the goal of net zero greenhouse gas emissions) . De ondertekenaars beloven de gefinancierde emissies tegen een bepaalde datum met een bepaald percentage te verminderen.

Wat mensen met minder kennis van het financieel systeem onvoldoende doen, is een onderscheid maken tussen de primaire en secundaire handel. Geld ophalen voor een nieuw bedrijf voegt inderdaad een nieuwe activiteit toe. De grootste stromen in het financieel verkeer betreffen echter zogenaamde secundaire handel. Als een aandeel van eigenaar verandert, is er van alles financieel gebeurd. De aard daarvan is echter iets heel anders dan het opstarten van een nieuw bedrijf.

Het concept van de ‘gefinancierde emissies’ heeft een logische relatie met het opstarten van een nieuwe activiteit. Daarvan kan wellicht ook enigszins consistent geëvalueerd worden wat de impact is op de totale emissies. Dit is echter helemaal anders dan gewoon aandelen van eigenaar wisselen. Het punt is dat ‘primaire financiering’ slechts een kleine fractie is van de meeste activa van beheerders of eigenaars.

Resultaat

De vraag is dan ook wat er werkelijk verandert indien de financiële industrie zo’n initiatief ondertekent. Als één speler zijn aandelen in de oliesector verkoopt, worden die per definitie door een andere gekocht. Wat verandert dit aan de reële uitstoot?

Wat we zien is een enorme bureaucratie en legers van adviseurs die zich nu bezighouden met het opvolgen van ‘doelstellingen’. De huidige staat van heel deze papierwinkel is ontluisterend. Op dit moment is helemaal niet gegarandeerd dat er ook maar iets reëel gebeurt als een vermogensbeheerder zich verbindt tot een vermindering van de ‘gefinancierde emissies’ met zeg maar 40%. Het grootste achterpoortje is eerder een mastodont van een poort. Ondertekenaars hebben namelijk bewegingsruimte om te bepalen welke activa ze in hun berekeningen opnemen. Typisch is bijvoorbeeld het geval van de overheidsobligaties die ze in portefeuille hebben. Die sluiten ze typisch uit van hun engagement omdat geen kat weet wat het verband is met emissies. Evengoed is dat echter het geval voor zoveel andere zaken in het financieel systeem, zoals bijvoorbeeld geldmarktfondsen. De toezeggingen die de krantenkoppen halen, zijn dus een fractie van een fractie.

Aandelen

Het wordt natuurlijk helemaal interessant in het geval van aandelen. Er zijn beheerders die de verklaarde doelstellingen van de overheid van een land zomaar toepassen op alle bedrijven in dat land. Als de overheid vandaag stelt dat de uitstoot tegen 2040 met 30% moet dalen, dan gaat ze ervan uit dat dit ook gerealiseerd wordt door de bedrijven in dat land. Zo kom je snel in cirkelredeneringen terecht natuurlijk. Andere beheerders nemen gewoon de verklaringen van een bedrijf voor waar aan.

Je kan je voorstellen hoeveel papierwerk gegenereerd wordt waarvan de impact op het uiteindelijke doel hoogst onzeker is. Denk maar aan al de scenario’s en berekeningen die volgestouwd zitten met veronderstellingen waar de biostatistische modellen in de coronacrisis bij verbleken. Evengoed is duidelijk dat het papierwerk van dit jaar volgend jaar misschien helemaal moet herzien worden. Denk maar aan de verandering die de Oekraïnecrisis oplevert aan alle transities die gepland waren van kolen naar gas. Praat maar eens met mensen uit de energiesector en in welke mate zij hun businessplannen feitelijk elk jaar volledig moeten herschrijven door elk jaar opnieuw veranderende overheidsreglementering.

Het staat ook al vast dat een lawine van rechtszaken op een bepaald moment zal losbarsten. Al die CEO’s die grote verklaringen afleggen rond hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, creëren immers potentiële claims. Vandaag weet een CEO dat hij op dit moment grote woorden terzake moet gebruiken om aan zet te blijven. Binnen enkele jaren, als de claims binnenstromen door niet ingevulde beloftes, zullen hun opvolgers de gevolgen moeten verwerken.

Is het mogelijk dat uit deze jungle van papierwerk ook positieve gevolgen komen voor het klimaat? Misschien wel. Het is echter zeker dat er immens veel mensen bezig zijn met zaken die goed ogen maar in de praktijk weinig resultaten zullen opleveren. Optimisme is een morele plicht zegt men, maar gezien de mogelijke impact is het opbrengen van kritische zin dit evengoed.