Naar overzicht

De put van de zonnepanelen

Of we ze via een Turteltaks of een Freyafactuur moeten betalen, de rekening voor de zonnepanelen is er en ze is gepeperd. De factuur van het vroeg en duur subsidiëren van zonnepanelen loopt voor de periode 2007-2031 op tot 10 miljard euro. Waarschuwingen voor de over-subsidiëring waren er nochtans wel. Goed bestuur vereist dat het beleid ook voldoende beroep doet op expertise. In dat opzicht vallen zeker goede lessen te trekken uit deze zaak.

Overbodige subsidiëring


Vandaag woedt een flinke discussie over het wegwerken van de over-subsidiëring van zonnepanelen via groenstroomcertificaten. Per geproduceerd MWh (megawattuur) ontving de eigenaar tot 2009 een subsidie van 450 euro, terwijl ook zijn elektriciteitsrekening door eigen productie lager werd. De subsidiekosten per MWh waren een veelvoud van de marktwaarde.

Dat dezelfde technologie amper enkele jaren later zonder subsidies rendabel zou zijn, is ontnuchterend. Het betekent dat al die peperdure investeringen in zonnepanelen tussen 2007 en 2012 overbodig waren, omdat dezelfde investeringen vanaf 2013 met zeer lage of zonder subsidiekosten kunnen worden uitgevoerd. De factuur van het huidige subsidiebeleid loopt op tot meer dan 10 miljard euro in de periode 2007-2031.

De kat uit de boom kijken


Zonnepanelen pas vanaf 2013 promoten was een veel goedkopere optie geweest. Maar de overheid koos voor een vroeg en duur ondersteuningsbeleid. Als alternatief had ze de algemeen erkende ‘over-subsidiëring’ van zonnepanelen sneller kunnen afbouwen. In onze evolutie naar een duurzamer energiesysteem telt vooral dat we op lange termijn het aandeel van hernieuwbare en energiebesparende technologieën aanzienlijk opvoeren.

Europa hanteert daar doelstellingen voor die tegen 2020 moeten worden gerealiseerd. Of een land zonnepanelen promoot tussen 2007 en 2012 of pas vanaf 2013 of 2015, maakt niet veel uit. Wat telt, is de evolutie op lange termijn van de investeringen in zonnepanelen en in andere hernieuwbare technologieën. Er zijn EU-lidstaten die nu pas volop zonnepanelen beginnen te promoten. Enkele jaren de kat uit de boom kijken kan belangrijke besparingen opleveren. Door te wachten geniet een land weliswaar later van de ecologische baten van zonnepanelen, maar spaart het enorme subsidiekosten uit die geïnvesteerd kunnen worden in andere ecologische projecten zoals energie-efficiënte.

Bovendien kunnen we vermoeden dat de zonnepanelen van 2017 een veel interessanter ecologisch profiel zullen hebben dan de zonnepanelen van 2007.Voor private investeerders was de over-subsidiëring wel zeer lucratief. De ontvangsten uit groene stroomcertificaten, de overbodige fiscale aftrek en het hypothecair financieren van investeringen in zonnepanelen combineren kan vlot een jaarlijks rendement van 10 tot 12 procent geven gedurende 20 jaar. En dat zonder enig risico voor de investeerder. Geen enkel financieel product komt in de buurt.

Onze markt is te klein


Gerichte subsidies zijn nodig om jonge technologieën te laten genieten van leercurve-effecten, zodat ze op termijn competitiever worden. Zonder subsidies wordt niet geïnvesteerd en blijven beloftevolle technologieën duur. Het kostenverlagende effect via de leercurve is echter een collectief proces, op basis van cumulatieve investeringen. België̈ is een klein land en het droeg door de hoge investeringen in zonnepanelen zeer beperkt bij tot de leercurve-effecten.

Duitsland heeft een veel grotere thuismarkt en heeft ook grote industriële bedrijven die hun productie konden laten toenemen als gevolg van de vraag naar zonnepanelen in Europa en elders. Vanuit industrieel perspectief valt te begrijpen waarom de Duitse overheid opteerde voor dure subsidies voor zonnepanelen en tegelijkertijd steeds voorstander was van kwantitatieve doelstellingen voor hernieuwbare energie in Europa. Hoe ambitieuzer de doelstellingen, hoe meer lidstaten zouden moeten overgaan tot dure subsidies en hoe meer afzet voor Duitse bedrijven. België geniet niet van die industriële baten en had daarom terughoudender kunnen zijn met subsidies. Lagere investeringen in ons land zouden ook geen impact hebben gehad op de leercurve. Daarvoor is onze markt te klein.

Kortzichtig beleid


Alsof dat nog niet volstond, vonden heel wat gemeenten en steden het nodig om tijdelijk bijkomende subsidies voor zonnepanelen toe te kennen. Voor grote projecten gelden veel hogere rendementscijfers, om de eenvoudige reden dat de meeste bedrijven niet investeren in projecten met rendementen lager dan 15 procent. Markant is dat de overheid die rendementen creëerde en liet betalen door iedereen die elektriciteit verbruikt.

Enerzijds speelde dus mee dat de politiek een erg zichtbaar beleid kon voeren terwijl de factuur doorgerekend kon worden. Ministers konden in hun ogen dus “gratis” populair beleid voeren. Anderzijds illustreert dit ook hoe snel een nieuwe lobby invloed kon uitoefenen op de politiek door te schermen met jobverlies indien in hun subsidies werd gekort. Tien miljard verspillen is niet wat ons land zich meermaals kan permitteren. Het kan immers aangetoond worden dat het perfect vermijdbaar was.

Belangrijke lessen zijn dus dat kortzichtig beleid enkel doorbroken kan worden door expertise ernstig te nemen ook al komt die soms politiek minder goed uit. Niemand kan de technologische ontwikkeling perfect voorspellen, dus moeten beleidskeuzes steeds gedaan worden vanuit de premisse dat ze na regelmatige evaluatie ook bijgestuurd moeten worden. De uitdaging is om dat in onze beleidscultuur te krijgen.

Ivan Van de Cloot, Chief Economist Itinera

Johan Albrecht, Senior Fellow Itinera