Naar overzicht

Waarom we waakzaam moeten zijn bij buitenlandse investeringen

Van wijngaarden in Frankrijk tot een haven in Griekenland, van een voetbalclub uit Roeselare tot een hoge snelheidstrein tussen Budapest en Belgrado, van Volvo Cars en Trucs in Zweden tot de elektriciteitsvoorziening in Portugal… Chinese investeerders zitten overal. Maar niet in Eandis. Het voorstel van het Chinese staatsbedrijf State Grid om 14% van de aandelen van Eandis te kopen deed in 2016 veel stof opwaaien. Veel meer dan opwaaiend stof heeft de Eandis-saga echter niet gebracht. Bijna 2 jaar later staat de Belgische wetgever nog even ver op het gebied van beleid rond buitenlandse directe investeringen (BDI).

Het nieuwe Vlaamse bestuursdecreet, goedgekeurd door de Vlaamse Regering in juni 2018, doet al een stap in de juiste richting. Het decreet voorziet namelijk in de mogelijkheid voor de Vlaamse overheid om deze BDI tegen te houden in instellingen die onder haar controle vallen als deze investeringen ertoe kunnen leiden dat strategische belangen van de Vlaamse overheid bedreigd worden. Op die manier kan de Vlaamse overheid een vervolg van de Eandis-soap vermijden. Maar wat met buitenlandse investeringen in private bedrijven? Moeten we deze gewoon met open armen ontvangen of moeten we toch voorzichtiger zijn in het verkopen van bepaalde strategische kennis en technologie? Moeten we investeringen uit bijvoorbeeld China, Rusland of Iran doorlichten voor mogelijke politiek-strategische doeleinden? Vlaams Parlementslid Peter Van Rompuy (CD&V) diende onlangs alleszins een voorstel in voor de oprichting van een Vlaams verankeringsfonds dat moet helpen voorkomen dat onze strategische kennis en infrastructuur in buitenlandse handen komt.

Informatie delen

Sinds het verdrag van Lissabon (2009) vallen buitenlandse investeringen, als onderdeel van de handelspolitiek, echter niet meer onder nationale bevoegdheid maar onder de bevoegdheid van Europa. Volgens artikel 65 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) mag kapitaalverkeer (en dus buitenlandse investeringen) immers enkel worden beperkt indien de openbare veiligheid in het gedrang komt. Omdat België niet de enige lidstaat is met een Eandis-saga, staat de discussie ook hoog op de Europese agenda. In zijn laatste State of the Union stelde President Juncker een Europees kader voor dat de lidstaten moet toelaten om BDI door te lichten en zo de strategische belangen te vrijwaren. Intussen is er een voorstel tot verordening uitgewerkt om dit Europese kader vast te stellen. De voornaamste bedoeling van de Europese verordening is om een samenwerkingsmechanisme op te zetten dat de verschillende lidstaten verplicht om informatie te delen. Het voorstel laat evenwel voldoende ruimte aan de individuele lidstaten om een screeningsmechanisme in te voeren. Misschien moeten we profiteren van de voorzet gegeven door Europa en eindelijk een duidelijk beleid rond BDI uitwerken in België?

Onze grootste niet-Europese handelspartners zoals de VS, Japan, Australië en ook China hebben een duidelijk beleid betreffende de doorlichting en eventuele blokkering van buitenlandse investeringen. Ook binnen de Unie zijn er 12 lidstaten met één of ander screeningsmechansime voor BDI (Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Spanje en het VK ). In sommige landen wordt de procedure enkel ingeschakeld indien het gaat om investeringen in defensie-gerelateerde sectoren. In andere lidstaten is het toepassingsgebied breder en omhelst het ook andere sectoren die cruciaal zijn voor de nationale veiligheid zoals infrastructuur en technologie. Terwijl in ongeveer de helft van de landen de doorlichting automatisch gebeurt, gebeurt de doorlichting bij de andere landen echt geval per geval. Bovendien verschillen de mechanismen ook in termen van drempelwaarde (vanaf hoeveel % van de aandelen wordt een deal doorgelicht?) alsook in termen van ex-ante autorisatie versus ex-post doorlichting.

Sector-specifieke aanpak

We kunnen dus kijken en leren. De mosterd hoeft trouwens niet enkel uit Dijon te komen maar ook in o.a. Berlijn, Wenen, Kopenhagen, Madrid en Warschau heeft men al ervaring. De academische literatuur met betrekking tot internationale handel alsook de praktijkervaring van onze handelspartners leert ons al een aantal zaken. Zo is een eerste vereiste voor een efficiënt beleid dat het een transparant beleid is. Transparantie vereist, naast een duidelijke oplijsting van de kritische sectoren, ook de criteria die zullen onderzocht worden, alsook het tijdskader waarin een eventueel onderzoek zal plaatsvinden. Een tweede criterium heeft betrekking op het niet-discriminatie principe zoals dat ook wordt voorgeschreven door de Wereldhandelsorganisatie. Hoewel dit principe verbiedt dat er bepaalde landen worden geviseerd laat het wel toe dat we investeringen uit landen met een militaire dictatuur nauwkeurig screenen of verbieden. Ten slotte moet het mechanisme ook proportioneel zijn. Het mag zeker niet de bedoeling zijn om elke buitenlandse investering te onderwerpen aan een grondig en duur onderzoek. Daarom pleiten we voor een sector-specifieke aanpak.

We moeten natuurlijk oppassen om niet te verglijden in een ondoordacht protectionistisch beleid waar geen enkele partij beter van wordt. België/Vlaanderen heeft een heel open economie en de talrijke buitenlandse investeerders dragen voor een significant deel bij aan onze economische welvaart. Recente cijfers van Flanders Investment & Trade (FIT) tonen aan dat buitenlandse projecten in Vlaanderen goed waren voor een creatie van 5377 jobs in 2017. De openheid van onze economie is onze grootste troef en moeten we dus zeker koesteren. Goede economische banden zijn bovendien een noodzakelijke randvoorwaarde voor gezonde politieke banden tussen landen. We mogen ons echter niet zomaar blindstaren op de voordelen van openheid en onze grenzen naïef openstellen voor investeringen uit alle hoeken van de wereld. Of om het met de woorden van Juncker uit te drukken “we need protection without protectionism”.