België mag zich niet neerleggen bij de blackout risico’s voor de komende jaren
Tegen 2030 zijn meer dan 30 nieuwe centrales (van 300 MW) nodig met een minimale investeringskost van € 11 tot € 13 mld.
De denktank Itinera waarschuwt dat ons land afstevent op permanente bevoorradingsrisico's inzake elektriciteit. Deze situatie is onaanvaardbaar en vraagt een kordate aanpak waarbij investeringen in nieuwe capaciteit absoluut noodzakelijk zijn. Aangezien het huidige marktklimaat deze investeringen niet uitlokt, is een adequaat overheidsbeleid essentieel.
Bye bye kernenergie – hello energieonzekerheid
Door de onverwachte niet-beschikbaarheid van drie kerncentrales dreigt het licht deze winter uit te gaan. Maar ook met de drie kerncentrales zou de bevoorradingszekerheid in ons land op relatief korte termijn kritiek worden. Het vasthouden aan de kernuitstap vanaf 2015 elimineert ongeveer 5 900 MW controleerbare productiecapaciteit tegen 2025 terwijl daarnaast ook nog oude gas-, biomassa- en WKK-centrales gesloten zullen worden. Door de lage prijzen op de groothandelsmarkten voor elektriciteit wordt er echter niet geïnvesteerd in nieuwe centrales (en worden recente gascentrales zelfs tijdelijk gesloten).
Energiezekerheid vereist dat er altijd voldoende inzetbare productiecapaciteit is om de piekvraag te kunnen volgen. Een reservemarge – of overschot aan inzetbare capaciteit bij de piekvraag – van 5 tot 10% moet in principe volstaan om krapte te vermijden. Voor ons land zal de reservemarge in de periode van 2015 en 2019 schommelen tussen -10 en -30% indien er geen investeringen in nieuwe controleerbare capaciteit zoals gas- of biomassacentrales bijkomen. Na 2020 daalt de reservemarge verder tot -40% in 2024.
De markt is niet geïnteresseerd in energiezekerheid
In een goed werkende markt zou acute schaarste spontaan investeringen in nieuwe capaciteit moeten uitlokken. De vraag naar elektriciteit groeit echter niet en de gesubsidieerde investeringen in weersafhankelijke technologieën – wind en PV - leiden tot lagere groothandelsprijzen en minder operationele uren voor gascentrales. De Duitse en Nederlandse (meer vervuilende) steenkoolcentrales met een lagere marginale kost blijven voorlopig wel in de markt. In enkele landen zal de krapte in de komende jaren toenemen maar er zijn tegelijkertijd ook factoren die de grote onzekerheid voor investeerders dreigen te bestendigen. Zo blijft het af te wachten of de recente terugval van de vraag naar elektriciteit cyclisch of structureel is en hoe het Europese klimaatbeleid – inclusief de CO2-prijs en doelstellingen voor hernieuwbare productie- zal evolueren na 2020. Voorts introduceren enkele landen al capaciteitsvergoedingen terwijl andere landen hierover een beleid hebben aangekondigd (zonder dit verder te specificeren). Er zijn voorlopig redenen te over om voorlopig niet te investeren en de levensduur van oude activa maximaal te rekken. In combinatie met een toename van de weersafhankelijke capaciteit in een stabiele tot krimpende markt, hypothekeren deze oude activa met lage marginale kost investeringen in nieuwe centrales. Een negatieve reservemarge is dus geen garantie op een investeringsgolf voor de komende jaren.
Biomassa en gas zijn noodzakelijk: bij voorkeur 30 nieuwe centrales tegen 2030
Itinera berekent in een nieuwe studie dat indien geopteerd zou worden voor een combinatie van nieuwe gas- en biomassacentrales met een capaciteit van 300 MW per centrale, er tussen vandaag en 2030 maar liefst 26 gascentrales (van 300 MW) en 8 biomassacentrales (van 300 MW) gebouwd moeten worden om altijd een veilige reservemarge van +5% te garanderen. Dit is een ruwe schatting die duidelijk maakt dat we niet alleen de komende winter voor een ingrijpende uitdaging staan. De totale investeringskost (upfront) voor deze combinatie van gas- en biomassacentrales bedraagt € 11 tot € 13 mld. Indien private investeringen uitblijven, zal de overheid via een systeem van capaciteitsvergoedingen deze investeringen moeten uitlokken. Een capaciteitsvergoeding is een subsidie per kW geïnstalleerd vermogen (of voor een verplaatsing van de vraag). In de praktijk is er echter geen enkele garantie dat een capaciteitsvergoeding tot € 13 mld zal volstaan om de noodzakelijke investeringen uit te lokken. We kunnen eerder verwachten dat investeerders een (zeer) hoge risicopremie gaan eisen voor elke nieuwe investering. Eurelectric typeert het huidige beleidskader in de EU immers als ‘a regulatory jungle’ en dat is het logisch dat bedrijven vooral al hun risico’s willen afdekken.
Wat de overheid moet en kan doen
Naast capaciteitsvergoedingen voor nieuwe (en/of bestaande) activa kan ook een verhoging van de importcapaciteit een belangrijke bijdrage leveren, evenals mechanismen om de vraag te verminderen en te verschuiven in de tijd. Op lange termijn kunnen grootschalige opslagsystemen voor elektriciteit ook een belangrijke bijdrage leveren. Het blijft echter onduidelijk in welke mate deze opties de nakende krapte kunnen milderen. Zelfs in de meest optimistische scenario’s zijn altijd investeringen in nieuwe capaciteit nodig. Bovendien zullen nieuwe interconnecties en een ingrijpende vraagsturing – via slimme netwerken – meer onzekerheid creëren voor wie overweegt te investeren in centrales die relatief weinig uren zullen draaien.