Naar overzicht

Techlash

Als de Europese Commissie, de Amerikaanse advocaat-generaal William Barr en Facebook in één week allemaal voorstellen lanceren om de dataeconomie meer te controleren, dan weet je het wel: de zogenaamde techlash is goed en wel begonnen. De dagen van het libertaire internet, waar alles kon en gebruikers geen geld maar alleen data moesten afstaan, zijn voorbij. Data zijn het nieuwe geld, de nieuwe olie, en de dataeconomie schreeuwt om regulering.

Het spreekt boekdelen wanneer een gigant als Facebook, dat miljarden verdient met het ongebreideld exploiteren van persoonlijke gegevens, zelf vraagt om meer overheid en meer regels. De grote tech-spelers vrezen politieke retributie voor hun schandalen en hun quasi-monopolies. Het is verleidelijk hun eigen voorstellen als eigenbelang weg te serveren. Maar de keuzes zijn moeilijk en raken de fundamenten van onze samenleving.

Moeten platformen als Facebook of Twitter, of zoekmachines als Google, verantwoordelijk worden voor de data die gebruikers posten? Moeten ze beperkt worden in hun vermogen die data te circuleren? Die realiteit bestaat al, in China. Ze duikt op telkens een of ander autocratisch regime protest aan banden wil leggen, zoals recentelijk in Iran of Indië. Ze gebruikt de internetbedrijven als publieke censoren.

Grenzen van de vrijheid van meningsuiting


Fundamenteel gaat de discussie niet over de grenzen van het internet maar over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Platformen zijn intussen meer dan platformen: ze verspreiden en commercialiseren de data die door gebruikers worden geplaatst of gegenereerd. Dat maakt regulering mogelijk en wenselijk. Maar die zal onmiskenbaar inwerken op het kardinale principe van de liberale rechtsstaat: het risico en de imperfectie van de vrijheid verkiezen boven het risico en de imperfectie van de onvrijheid.

Regulering beperkt ook de toegang tot de markt. Welke bedrijven kunnen zich legers van editors veroorloven? Welke bedrijven kunnen algoritmes ontwikkelen die permanente chaos op het internet afdoende bewaken? Goedbedoelde regulering kan als nevenwerking de bestaande marktspelers verder verankeren in hun dominantie. Misschien verklaart dat wel waarom die overheidsregulering verkiezen boven zelfregulering.

De Europese Commissie neemt moedig het voortouw met een strategie die de transparantie, toegang en exploitatie van data wil openbreken. Als data de basis van onze economie worden, is het inderdaad noodzakelijk om een model van data-eigendom te ontwikkelen. Dat bestaat nog niet maar de feitelijke eigendom berust vandaag de dag bij de internetbedrijven. De Commissie wil die eigendom deels collectiviseren: een verplichte maar redelijke, proportionele en niet-discriminatoire toegang tot data voor derden.

De markt bepalen


De vermelde adjectieven zijn vaag maar klinken aanlokkelijk. In Amerikaanse ogen zijn ze daarentegen boosaardig. Amerika ziet een Europese Commissie die voor amechtige Europese bedrijven de toegang wil forceren tot het handelsfonds van zegevierende Amerikaanse technologiebedrijven. Amerika ziet een commissaris Vestager die niet alleen de concurrentie wil bewaken maar tegelijkertijd de markt zelf wil bepalen, opnieuw ten nadele van de VS.

De polarisatie tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie is bijzonder onwenselijk. Digitaal is de grote kannibaal die alles in één digitaal complex verweeft. Digitalisering vermengt economie, vrijheid, democratie en veiligheid. Zoals het voorbeeld van de sociale mediaplatformen aantoont, kan de economische regulering van de dataeconomie niet worden los gezien van het DNA van ons democratisch samenlevingsmodel. Dat DNA delen we met de Amerikanen. Het staat mondiaal onder druk. We moeten met hen het mondiaal leiderschap claimen. Als we daarin niet slagen, versplinteren we het internet en kan de techlash veel meer bedreigen dan de internetgiganten.

Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.