Naar overzicht

Slim surfen op de golf van de deeleconomie

In januari gaf ik in het barkoude Pittsburgh een lezing aan de lokale universiteit. De vriendelijke mensen aldaar regelden mijn transport van hotel naar auditorium. Groot was mijn verrassing toen een bediende van de universiteit mijn taxichauffeur bleek te zijn. Het was mijn eerste rit met een “Uber Partner”, de term die het inmiddels beruchte bedrijf voor zijn alternatieve chauffeurs heeft bedacht.

Overal waar Uber neerstrijkt, trekken de taxichauffeurs ten strijde. Hun strijd is niet alleen economisch: hij is ook sociologisch. Uber bestelde recentelijk zelf onderzoek naar het profiel van zijn “partners” in de VS. Eind 2014 waren die met meer dan 160.000. Elke maand komen er tienduizenden bij. Ze lijken niet op doorsnee-taxichauffeurs, maar op mijn chauffeur in Pittsburgh: goed opgeleide werknemers met een baan, die na of tussen de uren wat bijverdienen zonder papierwinkel. De immigrant die alleen taxichauffeur kan spelen, kan zich dat niet veroorloven: die heeft een echte baan nodig. De Uber-partner die al een normale baan heeft, kan dat wel.

 

"We zien hier hoe moderne technologie arbeid kan polariseren. Wie al productief is, wordt nog productiever en wint dankzij de technologie"


 

We zien hier hoe moderne technologie arbeid kan polariseren. Wie al productief is, wordt nog productiever en wint dankzij de technologie. Wie dat niet is, wordt door technologie bedreigd. Als morgen auto’s zichzelf rijden, zullen de kenniswerkers kunnen werken in hun auto. Goed voor hun productiviteit en inkomen, slecht voor de taxi’s: die zijn niet meer nodig. Gaan taxichauffeurs straks “Google Car” aanvallen wanneer die in de straten verschijnt, zoals de textielwevers die aan het begin van de negentiende eeuw weefgetouwen aanvielen?

We voelen allemaal op onze klompen aan dat technologische vooruitgang niet te stoppen is. Tijdelijke chauffeur, tijdelijk hotel, tijdelijke boodschappendienst, tijdelijke kok, tijdelijke oppas: de websites schieten als paddenstoelen uit de grond. Welkom in de virtuele “deeleconomie”! Laten we die omarmen. Want er is gelukkig een keerzijde aan de polarisatie.

Er is onbeantwoorde vraag. België is bijvoorbeeld, in vergelijking met andere Westerse landen, danig onderbedeeld in taxi’s. We grijpen al te vaak zelf naar de auto om er helemaal alleen in te zitten. Iedereen is al jaren voor carpoolen: er worden zelfs rijstroken voor gereserveerd. Welnu, Uber is über-carpooling. Betere benutting van auto’s, minder milieuverontreiniging, minder file, meer menselijk contact. Taxibedrijven krijgen concurrentie, natuurlijk, maar er komt vooral een nieuwe markt bij. Dat zal de taxibedrijven ook toelaten zich te verbeteren: betere vloot, meer diensten, en zo meer. In Pittsburgh is dat al bezig. Veel meer limobedrijven dan vroeger. En Uber heeft er intussen al een geduchte concurrent met Lyft, een andere netwerkformule voor autoritten.

De “deeleconomie” die op mobiele internetplatforms draait, laat oude beroepsbarrières verdampen. Dat geeft vrees bij wie zich vandaag door die barrières beschermd voelt. Het is nooit anders geweest. Dat geeft vragen over correcte juridische statuten. Die vragen moeten ook correct worden beantwoord: eerlijke concurrentie, punt. Maar dat biedt vooral kansen op vernieuwing en participatie. Misschien polarisatie, maar ook inclusie: dankzij gemakkelijke, goedkope en flexibele internetapplicaties kunnen meer mensen gemakkelijker deelnemen aan het economische leven. We staan nog maar aan het begin van een nieuwe golf. Laten we proberen er verstandig op te surfen.

Marc De Vos is directeur van denktank Itinera en doceert aan de UGent

Deze column verscheen in De Morgen van 4 maart 2015