Naar overzicht

Rantsoenering voor artsen

Het is money time voor de federale regering, over fiscaliteit, overheidsbeslag, arbeidsmarkt, kernenergie, pensioenen en gezondheidszorg. Van al die werven is de laatste de meest potente. Onder stuurmanschap van minister Frank Vandenbroucke ligt een masterplan klaar om de ziekenhuisfinanciering grondig te hervormen. De kernopties daarvan circuleren in de media.

Ter tafel ligt een paradigmaverandering. Meer rechtstreekse financiering aan de ziekenhuizen zelf en minder prestatiebeloning voor de artsen. Ziekenhuisartsen schragen nu een substantieel deel van het ziekenhuisbudget via afdrachten op hun erelonen, fors variërend met de kostenefficiëntie en de rendabiliteit van hun ziekenhuis. Dat model heeft twee structurele gevolgen. Het koppelt artseninkomsten aan prestaties, een positieve prikkel voor veel werken maar ook een risico op inflatie van onderzoeken. En het geeft artsen een hefboom in het management van hun ziekenhuis.

Dat alles staat op de helling. Zonder oproer onder de stakeholders. Dat moet niet verbazen. Onder de voormalige minister Maggie De Block werd al een operatie van ziekenhuisnetwerkvorming ingezet. Daarmee werden structuren belangrijker dan artsen in het positioneren van expertise en het aantrekken van patiënten. Vandenbroucke wil die centralisering doortrekken en aanvullen met standaardisering. Minder betaling per prestatie en meer all-in vergoedingen voor types aandoeningen, te managen door het ziekenhuis. Minder therapeutische vrijheid voor de arts, meer richtlijnen voor wat als geneeskunde geldt en betaalt. Meer concentratie van nichebehandelingen in geselecteerde ziekenhuizen.

Financieel op zijn tandvlees

Dat liberalen en socialisten elkaar vinden in een strategie die evolueert richting gebureaucratiseerde geneeskunde à la National Health Service in het VK, spreekt boekdelen. De bottom line van dit verhaal is onbetaalbare geneeskundige en technologische vooruitgang. De jaarrapporten van Belfius tonen een ziekenhuislandschap dat financieel op zijn tandvlees zit. Overheden springen wel bij om rampen te voorkomen, wat extra infrastructuur hier, middelen voor een pensioenerfenis daar, of coronasteun ginder.

Maar fundamenteel zijn we niet in staat de historische troeven van onze gezondheidszorg – de keuzevrijheid van de patiënt en de therapeutische vrijheid van de arts – te behouden zonder aanvullende private verzekeringen in combinatie met publieke basiszorg. Dat is een keuze die in veel westerse landen bestaat maar die blijkbaar geen enkele politieke familie in België wil nemen. We kennen alleen de hospitalisatieverzekering als comfortverzekering en de ereloonsupplementen zonder medische toegevoegde waarde. De stap naar twee volwaardige pijlers voor financiering zetten we niet.

Levensstijl is big business

Wie die stap wel zet is de burger zelf, niet als patiënt maar als gezondheidsbewust consument. Welzijn, levensstijl en preventie zijn big business, in de voeding, de recreatie, de consumententechnologie, het toerisme, en zo verder. Het ziekenhuis van de toekomst zou zich moeten inschalen als een schakel in een keten van gezondheid en welzijn. Zorg is een middel, geen doel op zich: het doel is gezondheid. Zonder omvattend gezondheidsbeleid zal de ziekenhuishervorming finaal vooral meer gezondheidsongelijkheid genereren. En welke patiënten zullen in de toekomst hun weg vinden naar de beste artsen, in plaats van naar het voorgeschreven ziekenhuisnetwerk? Juist: de geïnformeerde.

Intussen wordt het rantsoeneren voor de artsen. Minder inspraak, minder inkomen en meer herverdeling van hun inkomen binnen netwerken en tussen specialiteiten. De kwaliteit van onze zorg staat of valt met deze mensen. We mogen hopen dat de besten niet gewoon op zichzelf beginnen, voor de happy few en hun verzekeringen. Ook die trend is al bezig.