De staat van het land vergt leiderschap: de bevolking is daar klaar voor
De opmaak van winst en verlies bij élke beslissingsronde is een boekhoudersbenadering van burgers die zich gedragen als consument van de voordelen van de verzorgingsstaat
'De regering zet hén in een zetel en ons in een kaduke stoel' - zo luidde een populair analyseschema van de regeringsbeslissingen van juli. Kranten publiceerden winnaars en verliezers van de besluitvorming, en lijstjes met gissingen over mogelijke meeruitgaven van gezinnen na de regeringsbeslissingen. Wij tegen Zij. Kortom, de samenleving is een constante competitie met ritoverwinningen en dagklassementen. Het vergezicht is de 'morning after'.
Het is één van de dominante manieren van game-ificatie, de wijze waarop journalistiek de politiek tot een spelletje herleidt. Dat is spijtig voor journalistiek, omdat het voorbij gaat aan de kern van beleid en mediocriteit voorrang geeft. Het is nog spijtiger voor het beleid, omdat, langzaam maar zeker, sommige direct betrokkenen dezelfde redeneringen hanteren.
Nog niet zo lang geleden was er eensgezindheid over de noodzaak van daling van de indirecte loonlasten. Vele analyses bewezen een concurrentienadeel en jobvernietiging. Het had lang geduurd, maar er ontstond consensus rond: de loonlasten moesten naar omlaag. Eerste werf.
Algemeen begon men zich ook, langzaam maar zeker, te realiseren dat het niet houdbaar is dat onze overheden ong. 54% van de BNP-waarde uit de economie halen, dat werd het thema van het 'te groot overheidsbeslag'. Tweede werf.
Men moest er ook wel op letten dat we voor dat gigantisch overheidsinkomen ook wel veel terugkregen, zoals sociale zekerheid, gezondheidszorg, pensioenen enz. Maar men realiseerde zich ook dat onze overheden nog fors konden winnen aan efficiënt en zuinig beheer van zijn uitgaven, dat is het thema van goed bestuur. Derde werf.
En dit alles viel samen met een periode waarin de staatsschuld van haar lidstaten door de E.U. aan banden was gelegd: nieuwe begrotingen moesten binnen strikte limieten blijven, en de oude schuld moest worden afgebouwd... net op een ogenblik dat de noodzakelijke redding van publieke en private banken veel geld had gekost en de economie in een dip zat. Vierde werf.
Kortom, aan uitdagingen geen gebrek. Iedereen beseft dat het moeilijk is om uiteenlopende doelstellingen samen te behartigen, maar dat is toch de essentie van politieke besluitvorming? Dan heb je helderheid nodig van visie, gedeelde objectieven en vrouwen en mannen die de toekomst aankunnen... leiderschap, dus.
Met de consensus over de noodzaak aan forse vermindering van de lasten op arbeid, kom je - met de gegeven uitdagingen - in een eerste fase uit bij de behoefte aan vervangende fiscale inkomsten. Zo bekeken is de regeringsbeslissing van eind juli on-Belgisch inzake omvang en innovatieve aanpak. Dàt is de grootste verrassing, dat een regering bij gelegenheid van een begrotingscontrole toch veel verder kon kijken en veel dieper kon gaan dan gebruikelijk. Het is niet dé grote fiscale hervorming, het overheidsbeslag blijft groot, we maakten nog geen forse zwenking naar formidabele efficiëntiewinst bij overheden, en we zijn ver van een modelstaat, maar er is een àndere toonzetting en een forse beslissing.
Toch ontstaat de indruk dat goed geïnitieerde kringen blijven opiniëren op een voorbijgestreefde wijze. Is de verlaging van de loonkost een 'cadeau' (sic!) voor de werkgevers? Zouden we niet juist van progressieve en sociale bewegingen verwachten dat ze deze verlaging verwelkomen, omdat de fiscale sanctionering van arbeid eindelijk, en forser dan verwacht, wordt gecorrigeerd? Ivan Van de Cloot en Karel Volckaert beschreven in hun boek 'Taxshift' dat het er in België voorheen op leek dat arbeid klaarblijkelijk als een toxische activiteit werd wegbelast! Daarenboven fiscaliseert de regering nu de financiering van de sociale zekerheid verder, hetgeen er op neerkomt dat méér burgers bijdragen tot de financiering van schema's die iedereen ten goede komen: alle betalers van btw, ontvangers van vermogensinkomsten en van winst of loon financieren in méér gelijke mate mee dan vroeger. Dat is toch maatschappelijk een ferme stap vooruit?
De opmaak van winst en verlies bij élke beslissingsronde is een boekhoudersbenadering van burgers die zich gedragen als consument van de voordelen van de verzorgingsstaat. Dat is één van de nadelen van overheden die, zoals de Belgische, véél herverdelen. Burgers rekenen uit hun winst... vergetend dat er bijdragen zijn en voordelen, rechten en eigen verantwoordelijkheid. Dat vergt een bredere burgerzin dan alleen maar te focussen op de voordelen, en elke millimeter verandering af te serveren met forse taal. Niet veranderen of te weinig veranderen zijn de snelste weg naar sociale afbraak.
De verzorgingsstaat is vooral ook een verhaal over de generaties heen. Ons sociaal systeem rust op het idee dat degenen die ertoe in staat zijn bijdragen tot de welvaart van degenen die er, omwille van leeftijd, ziekte of handicap, niét toe in staat zijn, en het idee dat we die repartitie voortdurend 'in real time' doen. Over de jongste tientallen jaren was de stijging van de uitgaven aanmerkelijk groter dan de welvaartsstijging (BNP), en het resultaat heet: staatsschuld. Daar komt de solidariteit tussen de generaties op de proppen.
Déze generatie, wij dus, financiert haar welzijn met het inkomen dat de volgende generaties nog zullen moeten verdienen. Kortom, we leven op de poef van onze kinderen en kleinkinderen. Dàt is pas écht a-sociaal, het belast generaties jongeren met een schuld die ze, op de duur, niet kunnen terugbetalen. Dàt is misschien wel het belangrijkste binnenlands vraagstuk dat we op termijn hebben. Dàt is een dwingende reden om méér actieve en minder niet-actieve bevolking te hebben, om minder uit te geven of méér economische welvaart tot stand te brengen. Is dat niet de meest sociale agenda die regeringen en verantwoordelijken kunnen nastreven?
Indien men de kern van de zomerbeslissing van de regering analyseert, begrijpt men dat de samenstelling van de regering eigenlijk van minder belang is dan de spel-analisten willen doen geloven.
"The duty of the opposition is to oppose", zo luidde het in de 19de eeuw (1841), maar wie gelooft dat men de uitdagingen van de 21e eeuw kan beantwoorden met de semantiek van anderhalve eeuw geleden? Veel oppositie van vandaag was gisteren bestuurder, en draagt mee verantwoordelijkheid voor de staat van het land, die de jongste decennia eerder achteruit ging dan vooruit.
Er is ook een tweede, buitenparlementair circuit van besluitvorming, waarin de sociale bewegingen overal meedraaien en hun directe invloed groot is. Dat sociaal overleg heeft een grote historische verdienste, en kan daar terug aansluiting bij vinden indien men manmoedig vooruit blikt en een gezamenlijk toekomstproject definieert. Dat vergt de moed om afstand te nemen van flagellantisme en calimero-reacties, en om schijnbare tegenstellingen van het verleden om te smeden tot soliede allianties voor de toekomst.
Ook de sociale partners en het brede middenveld ageren op basis van een mandaat van de bevolking - niet om het verleden te reconstrueren, maar om het toekomstperspectief van deze en de volgende generaties zuinig en zorgzaam te beheren.
Dàt zijn de echte uitdagingen, moeilijker dan brutale semantiek en belangrijker dan het onderhouden van verdeeldheid op basis van schema's van voorbije tijden.
Niet wij tegen zij, maar wel: hoe pakken we samen de uitdagingen aan. Zou de hautaine attitude, die wil dat de bevolking niet klaar zou zijn voor zulk leiderschap, niet snel door de feiten worden tegengesproken als echte leiders een positief toekomstproject tot stand brengen en uitdragen?
'De regering zet hén in een zetel en ons in een kaduke stoel' - zo luidde een populair analyseschema van de regeringsbeslissingen van juli. Kranten publiceerden winnaars en verliezers van de besluitvorming, en lijstjes met gissingen over mogelijke meeruitgaven van gezinnen na de regeringsbeslissingen. Wij tegen Zij. Kortom, de samenleving is een constante competitie met ritoverwinningen en dagklassementen. Het vergezicht is de 'morning after'.
Het is één van de dominante manieren van game-ificatie, de wijze waarop journalistiek de politiek tot een spelletje herleidt. Dat is spijtig voor journalistiek, omdat het voorbij gaat aan de kern van beleid en mediocriteit voorrang geeft. Het is nog spijtiger voor het beleid, omdat, langzaam maar zeker, sommige direct betrokkenen dezelfde redeneringen hanteren.
'De staat van het land vergt leiderschap: de bevolking is daar klaar voor'
Nog niet zo lang geleden was er eensgezindheid over de noodzaak van daling van de indirecte loonlasten. Vele analyses bewezen een concurrentienadeel en jobvernietiging. Het had lang geduurd, maar er ontstond consensus rond: de loonlasten moesten naar omlaag. Eerste werf.
Algemeen begon men zich ook, langzaam maar zeker, te realiseren dat het niet houdbaar is dat onze overheden ong. 54% van de BNP-waarde uit de economie halen, dat werd het thema van het 'te groot overheidsbeslag'. Tweede werf.
Men moest er ook wel op letten dat we voor dat gigantisch overheidsinkomen ook wel veel terugkregen, zoals sociale zekerheid, gezondheidszorg, pensioenen enz. Maar men realiseerde zich ook dat onze overheden nog fors konden winnen aan efficiënt en zuinig beheer van zijn uitgaven, dat is het thema van goed bestuur. Derde werf.
En dit alles viel samen met een periode waarin de staatsschuld van haar lidstaten door de E.U. aan banden was gelegd: nieuwe begrotingen moesten binnen strikte limieten blijven, en de oude schuld moest worden afgebouwd... net op een ogenblik dat de noodzakelijke redding van publieke en private banken veel geld had gekost en de economie in een dip zat. Vierde werf.
Kortom, aan uitdagingen geen gebrek. Iedereen beseft dat het moeilijk is om uiteenlopende doelstellingen samen te behartigen, maar dat is toch de essentie van politieke besluitvorming? Dan heb je helderheid nodig van visie, gedeelde objectieven en vrouwen en mannen die de toekomst aankunnen... leiderschap, dus.
'Het is een grote verrassing gebleken dat een regering bij gelegenheid van een begrotingscontrole toch veel verder kon kijken en veel dieper kon gaan dan gebruikelijk.'
Met de consensus over de noodzaak aan forse vermindering van de lasten op arbeid, kom je - met de gegeven uitdagingen - in een eerste fase uit bij de behoefte aan vervangende fiscale inkomsten. Zo bekeken is de regeringsbeslissing van eind juli on-Belgisch inzake omvang en innovatieve aanpak. Dàt is de grootste verrassing, dat een regering bij gelegenheid van een begrotingscontrole toch veel verder kon kijken en veel dieper kon gaan dan gebruikelijk. Het is niet dé grote fiscale hervorming, het overheidsbeslag blijft groot, we maakten nog geen forse zwenking naar formidabele efficiëntiewinst bij overheden, en we zijn ver van een modelstaat, maar er is een àndere toonzetting en een forse beslissing.
'Er dragen nu meer burgers bij tot de financiering van schema's die iedereen ten goede komen.'
Toch ontstaat de indruk dat goed geïnitieerde kringen blijven opiniëren op een voorbijgestreefde wijze. Is de verlaging van de loonkost een 'cadeau' (sic!) voor de werkgevers? Zouden we niet juist van progressieve en sociale bewegingen verwachten dat ze deze verlaging verwelkomen, omdat de fiscale sanctionering van arbeid eindelijk, en forser dan verwacht, wordt gecorrigeerd? Ivan Van de Cloot en Karel Volckaert beschreven in hun boek 'Taxshift' dat het er in België voorheen op leek dat arbeid klaarblijkelijk als een toxische activiteit werd wegbelast! Daarenboven fiscaliseert de regering nu de financiering van de sociale zekerheid verder, hetgeen er op neerkomt dat méér burgers bijdragen tot de financiering van schema's die iedereen ten goede komen: alle betalers van btw, ontvangers van vermogensinkomsten en van winst of loon financieren in méér gelijke mate mee dan vroeger. Dat is toch maatschappelijk een ferme stap vooruit?
'Niet veranderen of te weinig veranderen zijn de snelste weg naar sociale afbraak.'
De opmaak van winst en verlies bij élke beslissingsronde is een boekhoudersbenadering van burgers die zich gedragen als consument van de voordelen van de verzorgingsstaat. Dat is één van de nadelen van overheden die, zoals de Belgische, véél herverdelen. Burgers rekenen uit hun winst... vergetend dat er bijdragen zijn en voordelen, rechten en eigen verantwoordelijkheid. Dat vergt een bredere burgerzin dan alleen maar te focussen op de voordelen, en elke millimeter verandering af te serveren met forse taal. Niet veranderen of te weinig veranderen zijn de snelste weg naar sociale afbraak.
De verzorgingsstaat is vooral ook een verhaal over de generaties heen. Ons sociaal systeem rust op het idee dat degenen die ertoe in staat zijn bijdragen tot de welvaart van degenen die er, omwille van leeftijd, ziekte of handicap, niét toe in staat zijn, en het idee dat we die repartitie voortdurend 'in real time' doen. Over de jongste tientallen jaren was de stijging van de uitgaven aanmerkelijk groter dan de welvaartsstijging (BNP), en het resultaat heet: staatsschuld. Daar komt de solidariteit tussen de generaties op de proppen.
Sociale agenda
Déze generatie, wij dus, financiert haar welzijn met het inkomen dat de volgende generaties nog zullen moeten verdienen. Kortom, we leven op de poef van onze kinderen en kleinkinderen. Dàt is pas écht a-sociaal, het belast generaties jongeren met een schuld die ze, op de duur, niet kunnen terugbetalen. Dàt is misschien wel het belangrijkste binnenlands vraagstuk dat we op termijn hebben. Dàt is een dwingende reden om méér actieve en minder niet-actieve bevolking te hebben, om minder uit te geven of méér economische welvaart tot stand te brengen. Is dat niet de meest sociale agenda die regeringen en verantwoordelijken kunnen nastreven?
'Hoe pakken we samen de uitdagingen aan?'
Indien men de kern van de zomerbeslissing van de regering analyseert, begrijpt men dat de samenstelling van de regering eigenlijk van minder belang is dan de spel-analisten willen doen geloven.
"The duty of the opposition is to oppose", zo luidde het in de 19de eeuw (1841), maar wie gelooft dat men de uitdagingen van de 21e eeuw kan beantwoorden met de semantiek van anderhalve eeuw geleden? Veel oppositie van vandaag was gisteren bestuurder, en draagt mee verantwoordelijkheid voor de staat van het land, die de jongste decennia eerder achteruit ging dan vooruit.
Er is ook een tweede, buitenparlementair circuit van besluitvorming, waarin de sociale bewegingen overal meedraaien en hun directe invloed groot is. Dat sociaal overleg heeft een grote historische verdienste, en kan daar terug aansluiting bij vinden indien men manmoedig vooruit blikt en een gezamenlijk toekomstproject definieert. Dat vergt de moed om afstand te nemen van flagellantisme en calimero-reacties, en om schijnbare tegenstellingen van het verleden om te smeden tot soliede allianties voor de toekomst.
Ook de sociale partners en het brede middenveld ageren op basis van een mandaat van de bevolking - niet om het verleden te reconstrueren, maar om het toekomstperspectief van deze en de volgende generaties zuinig en zorgzaam te beheren.
Dàt zijn de echte uitdagingen, moeilijker dan brutale semantiek en belangrijker dan het onderhouden van verdeeldheid op basis van schema's van voorbije tijden.
Niet wij tegen zij, maar wel: hoe pakken we samen de uitdagingen aan. Zou de hautaine attitude, die wil dat de bevolking niet klaar zou zijn voor zulk leiderschap, niet snel door de feiten worden tegengesproken als echte leiders een positief toekomstproject tot stand brengen en uitdragen?