Naar overzicht

Arbeidsmarkt en fiscaliteit

De cijfers zijn verre van veelbelovend... maar er is één cijfer dat er positief uitspringt: een werkgelegenheidsgraad van 80%. Minder werklozen en vooral minder arbeidsongeschikten, het zou een serieuze opsteker zijn zowel voor de begroting als voor het algemeen welzijn.

Helaas zijn dromen niet altijd goede beleidsmaatregelen, en kwantitatieve indicatoren al helemaal niet. Wat is een werkgelegenheidsgraad die voltijdse banen en onvrijwillig deeltijds werk op één hoop gooit? En wat doen we met werkende studenten, met ouderen die blijven werken na de maximale leeftijd van de gebruikte indicator?

Hoewel deze kritiek al lang bekend is, blijft het publieke debat zich toespitsen op die miraculeuze 80%. Het is de heilige graal, het antwoord op alle structurele problemen in België.

We zeggen het vaak: "Meten is weten" en "What gets measured gets done". Alles terugbrengen tot enkel en alleen het werkgelegenheidspercentage is echter een zware fout. Niet alles wat bijdraagt aan de stijging van het werkgelegenheidspercentage is goed, en een stijging van het werkgelegenheidspercentage zou niet al onze problemen oplossen. Dit gezegd zijnde, zouden we waarschijnlijk veel winnen bij een hoger werkgelegenheidspercentage in België, te beginnen met de afname van het aantal arbeidsongeschikten.

Tussen pot en pint is de verklaring voor de lage werkgelegenheidsgraad snel gevonden: het ontbreken van financiële prikkels aan de kant van het arbeidsaanbod en de zwakke sancties. Het netto inkomensverschil tussen iemand die werkt en iemand die niet werkt is te klein, of zelfs soms negatief als men rekening houdt met alle sociale uitkeringen, zoals de sociale energietarieven en de voorwaarden voor sociale huisvesting, en de kosten die gepaard gaan met werken (vervoer en kinderopvang).

Een financiële prikkel lijkt aanlokkelijk voor een econoom maar enkel een econoom met oogkleppen op zou zich daartoe beperken. Ook andere factoren spelen vermoedelijk een rol. Racisme en andere vormen van discriminatie bij de aanwerving en later op de werkvloer, de zwaarte van het werk en de perceptie tegenover werkende vrouwen hebben eveneens een negatieve invloed op de werkgelegenheidsgraad.

De financiële overwegingen reiken verder dan het verschil tussen het voorgestelde loon en de huidige uitkering. Als iemand in die situatie toch ingaat op een aangeboden baan en het na enkele maanden verkeerd gaat, bijvoorbeeld omdat de werkgever nalaat het verschuldigde loon te betalen: hoeveel maanden duurt het dan tot die persoon zijn recht op uitkeringen terugkrijgt? En van welke middelen moet iemand zonder spaargeld tijdens die wachttijd leven? Het is niet verwonderlijk dat uitkeringsgerechtigden afkerig zijn voor deze risico’s.

Dat neemt niet weg dat het kleine inkomensverschil tussen loon en uitkering een ‘valkuil voor werk’ schept. Er zijn verschillende opties om het tij te keren.

Een ervan is de uitkeringen verlagen.  Dit is echter niet haalbaar wanneer het inkomen al onder het minimumniveau ligt dat nodig is om een waardig leven te leiden, en dat is vaak het geval. Wordt het uitkeringsstelsel misbruikt? Jazeker, maar dan moeten we anderzijds toelaten dat het inkomen uit kapitaal, zowel roerend als onroerend, geregistreerd wordt en dat er krachtig wordt opgetreden tegen zwartwerk. Pas dan zal het mogelijk zijn om de uitkeringen voor sommige mensen te verlagen.

De tweede optie is het brutoloon verhogen. Dit is onaanvaardbaar voor de werkgevers.

De derde optie is lonen maandelijks uitbetalen, om de gezinnen hun huishoudbudget beter te helpen beheren. Lonen worden nu op een 13,92 basis betaald, met de zogenaamde 13de en 14de maanden. Het voorstel is de betaling van deze twee extra maanden te spreiden over het hele jaar en dus de bedragen aan de maandelijkse lonen toe te voegen. Eenvoudig en logisch, maar toch gebeurt het niet. Waarom niet?

De vierde optie, die uitgebreid wordt besproken, is het verlagen van de inkomstenbelasting op arbeid. Om de impact te maximaliseren en de budgettaire kosten te minimaliseren, zouden de middelen voornamelijk gericht moeten worden op de lage inkomens, door middel van een terugbetaalbaar belastingkrediet voor die werknemers, meestal gedwongen deeltijds werkenden, die te weinig verdienen om belasting te betalen.

Hoe kan een dergelijke verlaging worden gefinancierd? Idealiter door de werkzaamheid van de overheidsuitgaven te verhogen, maar terwijl we die lange en moeilijke missie vervolgen, ligt het antwoord in een budgettair neutrale fiscale hervorming. Zelfs als we streven naar het verminderen van de overheidsuitgaven, moeten we blijven gaan voor een minder slechte belasting, op basis van een dubbel Leitmotiv geïnspireerd door economisch liberalisme.

Het eerste motto is neutraliteit, wat bijvoorbeeld inhoudt dat de tarieven van de inkomstenbelasting moeten worden geharmoniseerd tussen inkomensbronnen en dat fiscale niches, van pensioensparen tot onderzoek en ontwikkeling, worden afgebouwd. Het betekent ook dat onderhoudsgeld niet meer aftrekbaar is, er geen verlaagde btw-tarieven meer zijn en alternatieve vormen van beloning normaal worden belast.

Het tweede motto is verantwoordelijkheid: vervuiling en ongezonde voeding veel zwaarder belasten bijvoorbeeld. Dit betekent ook dat werkgevers, net als in de Verenigde Staten, gedeeltelijk bijdragen aan de werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, zodat zij verplicht worden werk te maken van de inzetbaarheid van hun werknemers op de lange termijn, waarbij bedrijven de mogelijkheid hebben om zich tegen dit risico te verzekeren aan marktprijzen.

De bedrijfswereld moet consistent zijn. Klagen over arbeidstekorten en pleiten voor een werkgelegenheidsgraad van 80% vereist dat men akkoord gaat met zwaardere sancties voor discriminatie op de werkvloer en zwartwerk, belastingheffing op werkelijke huurinkomsten en meerwaarden, het afbreken van fiscale niches, zwaardere belastingen op vervuiling en andere negatieve externe effecten, en een gedeelde verantwoordelijkheid van de voormalige werkgever voor werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Werkgevers, zijn jullie daar klaar voor?

Deze opinie is gepubliceerd in Knack op 10/08/2023