Wat kan België van het Finse onderwijsstelsel leren?
De kenmerken van de Finse samenleving verklaren deels het succes van het onderwijs
De Finse samenleving is op sociaal-economisch vlak veel homogener dan de Belgische, wat minder ongelijkheid creëert op het gebied van onderwijs.
Het beroep van leerkracht geniet er meer populariteit en aanzien dan bij ons: maar liefst een derde van alle leerlingen met een hoger secundair diploma stelt zich kandidaat voor een opleiding tot leerkracht in het basisonderwijs alleen al! Minder dan 900 van de 12.000 kandidaten worden uiteindelijk toegelaten.
De leesvaardigheid van de Finnen – die al jarenlang erg hoog ligt en diep is ingeworteld in hun cultuur en geschiedenis – verklaart ook deels de schoolresultaten van de kinderen.
Er is (was) nooit een conflict tussen de verschillende onderwijsnetten, maar wel een sterke decentralisatie met veel autonomie voor de scholen.
Uiteraard kunnen de succesfactoren van het Finse systeem niet zomaar worden overgenomen, omdat de maatschappelijke context sterk verschilt.
Het Finse onderwijssysteem kan ons niettemin inspireren
Met uitzondering van de leesvaardigheid was het Finse onderwijsniveau erg laag in de jaren zestig. Pas in de jaren zeventig voerde Finland verplicht onderwijs in, dat gemeenschappelijk en gratis was in het hele land. Vanaf dat moment voerde Finland ook een reeks langzame en regelmatige onderwijshervormingen door vanuit een gemeenschappelijk standpunt en met het oog op een voortdurende verbetering, met het succes dat we vandaag kennen. Deze collectieve en permanente vastberadenheid zou ons moeten inspireren en ons ertoe moeten aanzetten om een ambitieus en langetermijngericht maatschappelijk project na te streven.
Het Finse model kan niet als dusdanig worden overgenomen, maar wijst wel de weg voor de hervorming van ons onderwijs
Het Finse onderwijs is meer aangepast aan elke leerling, wat een constante aandacht vereist. Terwijl België geld uitgeeft voor extra jaren in het schoolparcours, besteedt Finland meer middelen aan rechtstreekse begeleiding, met minder zittenblijvers tot gevolg en een vergelijkbare totale kost per leerling.
De autonomie van de scholen en de leerkrachten gaat dan weer samen met een hoog bekwaamheidsniveau van het onderwijzend personeel. Elke onderwijzer volgt een universitaire opleiding (die vijf jaar duurt voor leerkrachten in het basisonderwijs en het secundair onderwijs), waarin theorie wordt gecombineerd met praktijk en onderzoek.
Ten slotte heeft Finland ook de structurele kosten verlaagd om meer middelen te kunnen besteden aan de verbetering van het onderwijs, in de klas. Dat is misschien wel de beste les die België hieruit kan trekken: laten we ons bij financiële investeringen en andere initiatieven voortaan oprecht afvragen of ze wel ten goede komen van de leerlingen.