Naar overzicht

Werkzaamheidsgraad verhogen wordt werk van zeer lange adem

Met de arbeidsdeal bevestigt de federale regering de ambitie om de werkzaamheidsgraad tegen 2030 te verhogen tot 80 procent. Die ambitie mag haalbaar lijken omdat in Duitsland en Nederland vandaag al iets meer dan 80 procent van de bevolking tewerkgesteld is. Landen zoals Zweden, Zwitserland en IJsland pronken met nog hogere cijfers. Als België mikt op een toename van de werkzaamheidsgraad met 10 procentpunten in minder dan een decennium, is het nuttig het parcours van Duitsland en Nederland van nabij te bekijken.

Na de eenmaking in 1990 moest het nieuwe Duitsland de DDR als voormalige planeconomie integreren en hervormen. Die integratie verliep moeizamer dan verwacht, maar ze bood wel de voedingsbodem voor de Hartz-hervormingen van de Duitse arbeidsmarkt tussen 2003 en 2005.

Die hervormingen werden ondersteund door ingrijpende aanpassingen in de sociale zekerheid en de fiscaliteit van de lagere inkomens uit arbeid. Een deel van die hervormingen was controversieel, maar de Duitse werkzaamheidsgraad steeg tussen 2005 en 2019 wel van 70 naar 80 procent. Zelfs met zeer ingrijpende hervormingen duurde het dus 14 jaar om de Duitse werkzaamheidsgraad met 10 procentpunten te verhogen.

In Nederland duurde het zelfs 22 jaar om de werkzaamheidsgraad van 70 procent in 1997 naar 80 procent in 2019 te verhogen. De toename kwam er niet alleen als gevolg van typische arbeidsmarkthervormingen. Ook de Nederlandse sociale zekerheid - in het bijzonder de vele uitkeringsstatuten - en de loonfiscaliteit werden geleidelijk aangepast.

Naast Duitsland konden tussen 2000 en 2019 nog zes andere Europese landen hun werkzaamheidsgraad verhogen met meer dan 10 procentpunten: Polen (+12%), Estland (+13,7%), Letland (+13,8%), Litouwen (+12,7%), Hongarije (+14,1%) en Bulgarije (+19,7%). Dat zijn niet toevallig landen waarvan de economie in 2000 nog volop in een moeilijke transitie was van een centraal geleide planeconomie naar een markteconomie.

Trendbreuk

Kortom, een forse toename van de werkzaamheidsgraad is mogelijk, maar dat vraagt zeer ingrijpende en ruime sociaal-economische hervormingen. En zelfs dan timmerden onze buurlanden meer dan tien jaar aan de weg. De Belgische ambities noodzaken een radicaal hervormingspakket. Algemene arbeidsmarktaanpassingen alleen leiden niet tot een trendbreuk.

Voorts valt het op dat vooral onze steden kampen met een opvallend lage werkzaamheidsgraad. De werkzaamheidsgraad in de Belgische steden bedraagt volgens het statistiekbureau Eurostat maar 58 procent, wat aanzienlijk lager is dan het Europese stedelijke gemiddelde van 67,6 procent. Nederlandse en Duitse steden realiseren een werkzaamheidsgraad van respectievelijk 76 en 74 procent. In landelijke gebieden is de kloof met Nederland en Duitsland kleiner en scoort België (68,2%) zelfs beter dan het Europese gemiddelde (67,7%).

Een specifiek beleid op maat van onze grootsteden is geen overbodige luxe. En dat geldt niet alleen voor arbeidskwesties. In de stedelijke en de nationale economie is vooral de integratie van laaggeschoolden de grote prioriteit. De werkzaamheid van laaggeschoolden bedraagt 45,6 procent in ons land, terwijl 63 procent van de laaggeschoolden in Nederland en Duitsland aan de slag is. En intussen raken ook de vacatures voor laaggeschoolden niet ingevuld.

Een lage werkzaamheidsgraad is niet alleen het resultaat van een onaangepast arbeidsmarktbeleid. Economisch succes vraagt een sterke beleidscoördinatie over de bevoegdheden heen, naast maatwerk waar nodig. De hervormingsprioriteit voor ons land is niet de arbeidsmarkt, maar het verhogen van de slagkracht van het sociaal-economische beleid. Er is nood aan een vereenvoudigde fiscaliteit die werken en ondernemen beter beloont, een sociale zekerheid die beschermt maar ook stimuleert, en een toekomstgericht en vooral inclusief onderwijssysteem. Alleen als we op die fronten vooruitgang boeken, kan een aangepast arbeidsmarktbeleid echt renderen.