Naar overzicht

Minimumlonen – De tijd van de symbolische discussies is voorbij

Discussies over minimumlonen  zijn weer actueel in heel wat landen. De nieuwe Duitse regering heeft een plan om eindelijk een minimumloon van 8,5 euro per uur in te voeren vanaf 2015 en zo het kransje van 21 Europese landen met een nationaal minimum te vervoegen. Het VK wil het minimum van 6,31 naar 6,50 pond (7,92 euro) optrekken vanaf oktober. De regering Obama stelt in de VS een verhoging van het minimumloon voor van 7,25 naar 10,10 dollar (7,26 euro).



De discussies over de minimumlonen  zijn ook actueel op Europees vlak waar heel wat partijen pleiten voor een Europees minimumloon of minstens voor een gecoördineerd beleid. Maar nu Duitsland geen witte of zwarte vlek meer is, lijkt die vraag deels symbolisch geworden. In de groep resterende landen zonder nationaal minimum zitten immers heel wat landen waar via cao’s het aantal laag betaalden beperkt blijft. Daar kan je spreken over een feitelijk minimum zoals in de Scandinavische landen en in Oostenrijk.



Het debat zou zich daarom veel meer moeten toespitsen op de wenselijke hoogte van dit minimum. Voor de hoogte, kun je de huidige landensituaties als vertrekpunt nemen. Daarbij moet je ook de effecten op armoede, op ongelijkheid en op werkgelegenheid bekijken. Laten we wel de cijfers eerst nuanceren. In de eerste plaats gaat het meestal over de brutominima en niet over de nettominima. Bovendien vergelijk je minimumlonen tussen landen best op basis van de koopkrachtpariteit, want de levensduurte is sterk verschillend tussen Noord-, Zuid- en Oost-Europa. En als de vergelijking in maandloon is uitgedrukt, moet ook nagegaan worden hoeveel uur daarvoor gewerkt moet worden. Zo zal België in absolute termen in plaats van tweede hoogste op maandbasis, derde hoogste worden op uurloonbasis na Luxemburg en Frankrijk, door het 35-ureneffect in dat laatste land. Maar dat is dan weer niet juist omdat ook de wettelijke jaarlijkse premies moeten meegeteld worden, zoals in België het vakantiegeld.



Hoe hoog zou het ideale minimumloon nu best zijn? Welke argumenten van economische, sociale en ethische aard zijn daarbij bepalend? Een te hoog minimumloon kan gezien worden als een rem op de werkgelegenheid van de laaggeschoolden en minst productieven. Anderzijds is het minimumloon een middel om de armoede te bestrijden, de ongelijkheden te verminderen of nog de koopkracht en de consumptie te ondersteunen. Wellicht is de indruk van groeiende ongelijkheid en van stijgende armoede door de crisis één van de redenen waarom het debat over minima opnieuw volop actueel is. Daarbij komt de zorg van ondernemers over de stijgende sociale dumping.



In een ideale wereld kan men natuurlijk pleiten voor een minimumloon dat toelaat de armoedegrens te doorbreken. Maar hoe zit het dan met het risico voor de tewerkstellingskansen van de zwakkeren op de arbeidsmarkt? Zeker  voor jongeren moet je kijken of de intrede op de arbeidsmarkt niet belangrijker is dan de hoogte van het minimumloon. Kijk maar naar landen met een jeugdwerkloosheid die minder dan de helft van die bij ons bedraagt. Duitsland kent een veel lagere jeugdwerkloosheid, onder meer door  het succes van de dual-systemen waar opleiding voorrang krijgt op vergoeding. Ook Nederland kent veel minder jeugdwerkloosheid, dankzij een veel grotere degressiviteit van de jeugdminima. Daarom zouden we ons ook hier  de vraag moeten stellen of wij hier niet juist de verkeerde weg hebben bewandeld en een eindje moeten terugwandelen.



 



Paul Soete, CEO Agoria – 14 5 2014