‘Essentiële beroepen? De zoektocht naar de authentieke rekkenvuller’
De erkenning van het maatschappelijke belang van de zogenaamde essentiële beroepen vertaalt zich niet in een uitgesproken financiële appreciatie. In tegenstelling tot de kenniswerkers in de creatieve dienstensectoren, kunnen werknemers in de essentiële beroepen hun culturele kapitaal niet verzilveren.
Tijdens de coronacrisis herontdekten we de essentiële beroepen. Onze maatschappij bleef overeind dankzij de inzet van het personeel in de zorgsector maar ook in de supermarkt, de voedingsbedrijven of de logistieke sector. De maatschappelijke erkenning van de essentiële beroepen wordt voorlopig niet omgezet in een uitgesproken financiële appreciatie. Na het coronavirus zorgde de energiecrisis voor een koopkrachtcrisis die vooral de lagere inkomens zeer hard trof. De uitzonderlijke inflatie leidde in ons land tot een resem indexeringen waardoor het verschil tussen de lagere en hogere inkomens uit arbeid sterk toenam. De bejaardenverzorgster is andermaal de pineut…
In 2014 vergeleek Rutger Bregman de maatschappelijke bijdrage van de vuilnisophaler met deze van een vermogensbeheerder. Hij concludeerde dat het grote verschil in verloning weinig te maken heeft met marktwerking of met productiviteitsverschillen. Een vermogensbeheerder die passief een beursindex volgt, presteert zonder kopzorgen al even goed als de markt. Dat verdient een mooie bonus! Bregman stelt terecht dat het de samenleving is die bepaalt wat echt van waarde is. Maar wat zijn dan de maatschappelijke mechanismen die verklaren waarom een bejaardenverzorgster of rekkenvuller veel minder verdient dan bijvoorbeeld een reclamemaker met één geslaagde campagne per twee jaar?
Economen benadrukken dat de lonen van kenniswerkers in enkele sectoren vanaf 1990 relatief snel gestegen zijn als het gevolg van skill-biased technologische vooruitgang of de evolutie naar een productieomgeving waarbij vooral de vraag stijgt naar werknemers met heel wat technische vaardigheden. Werknemers zonder deze vaardigheden komen amper aan bod in een moderne industriële omgeving en moeten een plaats zoeken in een low-skill dienstenomgeving. Deze redenering klopt maar onze economie is al lang vooral een diensteneconomie waarin niet iedereen over uitgesproken technologische skills moet beschikken. Hoe definiëren we overigens technologische skills? Een werknemer in de moderne chemische sector verdient veel meer dan een maaltijdbezorger maar deze maaltijdbezorger combineert wel al fietsend vlot enkele apps.
Tussen de dienstensectoren zelf en binnen grote organisaties zijn er grote loonverschillen die we vlot toeschrijven aan verschillen in menselijke kapitaal of diploma’s. De onthaalbediende heeft wellicht geen indrukwekkend diploma maar er zijn zeer succesvolle HR-managers, webdesigners, accountmanagers, communicatiespecialisten of consultants zonder universitair diploma. Een diploma is in de praktijk vooral een toegangsticket tot een werkomgeving waarin talent zich stap voor stap verder kan ontwikkelen. Werkgevers die niet investeren in talentontwikkeling dreigen jong talent snel te verliezen. En in de creatieve economie worden heel wat kenniswerkers pas echt een topper in een job of sector waarvan ze vijf jaar eerder nog nooit van gehoord hadden. Deze kenniswerkers genieten van een bovengemiddeld loon maar ook van flexibele werkomstandigheden. In sommige bedrijven en organisaties kan je vandaag als werknemer bijvoorbeeld tot drie aaneensluitende weken werken vanuit het buitenland. Het personeel in de supermarkt of zorgsector kan niet thuiswerken maar weet zeer goed dat een ander deel van de werknemers dit wel kan.
Het hoge loon van deze kenniswerkers wordt dikwijls toegeschreven aan een hoge arbeidsproductiviteit, hoewel deze in de praktijk amper of niet becijferd worden. Elke kenniswerker draagt bij tot de doelstellingen van de eigen organisatie maar het is dikwijls onmogelijk om ieders’ unieke bijdrage precies af te bakenen en in geldtermen uit te drukken. We werken dikwijls in grote teams waarin collectieve ideeën circuleren en gradueel verbeterd worden. En in onze moderne kennismaatschappij worden dagelijks voor terrabytes aan documenten gecreëerd waarvan iedereen zeer goed weet dat ze achteraf nooit gelezen zullen worden. Ook verspillen we collectief een deel van ons leven aan zinloze vergaderingen. Het boek ‘Bullshit Jobs’ van antropoloog Graeber werd niet voor niets een internationale bestseller. In de digitale wereld wordt alles getraceerd en bewaard maar echte toegevoegde waarde is geen optelsom van clicks of uploads.
Een dienstenbedrijf zoals een communicatiebedrijf heeft een hoge productiviteit als het diensten kan verkopen aan een goede prijs. De klant moet overtuigd worden van de intrinsieke kwaliteit van wat hij koopt en dit vraagt van de aanbieder een sterke reputatie maar ook finesse en het juiste culturele kapitaal. Voor elke mediacampagne, website, smartphone of sneaker zijn net de ‘look and feel’ van uitzonderlijk belang hoewel we deze concepten die precies kunnen definiëren. Het post-industriële kapitalisme maakt stilaan plaats voor het culturele kapitalisme waarbij niet-tastbare eigenschappen gekapitaliseerd kunnen worden.
Loonkloof groeit
In de afgelopen dertig jaar werd loonkloof tussen low-skill werknemers en de creatieve kenniswerkers alsmaar groter. In dezelfde periode maakte het individualisme een opmars en verkenden sociologen, psychologen, filosofen en antropologen de maatschappelijke waardering voor authenticiteit, originaliteit en zelfontplooiing. In de creatieve economie van vandaag moet je als bedrijf of als werknemer iets uitstralen. Je wint geen klanten met een grijs profiel en HR-managers zoeken in het dossier van kandidaten net naar authenticiteit en originaliteit. Een deel van de studenten beseft dit maar al te goed en combineert hobby’s, reisbestemmingen, vrijwilligerswerk en Erasmus-ervaringen om zich te onderscheiden. Iedereen heeft immers een diploma zodat we het verschil maken met ons cultureel kapitaal. Het kunnen uitstralen van wat de tijdsgeest vraagt is vandaag een zeer waardevolle vaardigheid of competentie. En deze vaardigheid verwerf je niet op de schoolbanken. Wie opgroeit in een gezin of omgeving met veel cultureel kapitaal heeft een grote voorsprong. Eens gestart in een creatieve sector kunnen jongeren met de potentie van authenticiteit hun talent laten rijpen en zich verder profileren als originele werknemer met unieke vaardigheden. En dat wordt zeer gewaardeerd. Wie echter start als rekkenvuller, kan zich moeilijk profileren als een originele of authentieke rekkenvuller. Vele essentiële jobs moeten gewoon uitgevoerd worden; de uitvoerder moet zich niet ontwikkelen of moet geen klanten winnen dankzij zijn of haar intrigerend profiel. In het tijdperk voorafgaand aan het huidige individualisme werden werknemers in de essentiële beroepen relatief goed betaald in vergelijking tot werknemers in andere sectoren. De beperkte kloof was niet het gevolg van het ontbreken van onderscheidende technologieën. Niet zo lang geleden primeerde de bijdrage van iedereen tot het algemene belang. Daarom vond iedereen het logisch dat ook de vuilnisophaler relatief goed betaald werd.