Naar overzicht

Een strategie voor economische autonomie

Ik heb het voorbije jaar heel wat gesprekken met ondernemers en stakeholders gevoerd over hoe je succesvolle bedrijven in eigen regio kan houden. De juiste strategie omhelst veel meer dan het subsidiëren van een handvol nationale ‘kampioenen’. Ze focust op integrale waardeketens met aandacht voor zowel diensten - denk aan ICT - als industrie, voor immateriële activa en menselijk kapitaal. Proactief beleid vertrekt van de ecosystemen waarin we sterk staan, verbetert het ondernemerschapsklimaat in het algemeen, en maakt gebruik van een breed arsenaal aan instrumenten.

Dat daarbij de rol van de overheid ter sprake is gekomen, spreekt voor zich. Als van bedrijven good governance wordt verwacht, is het aan de overheid om een stabiele regelgevende omgeving te creëren waarin de productie van welvaart tot stand kan komen. Gesprekspartners die zelf in private en publieke investeringsvehikels actief zijn, beklemtoonden het belang van een uitgebreid instrumentarium dat doelmatig en doeltreffend wordt ingezet.

Participeren in een bedrijf is hoogstens een van de vele mogelijkheden. Het is confronterend dat de overheid zich blijkbaar niet méér bewust is van de impact van haar aankoopbeleid. Ze heeft in de covidperiode extra aandacht gegeven aan overheidsgaranties als instrument, maar ook die moeten doordacht en met mate worden ingezet.

Overheidsparticipaties moeten rekening houden met de capaciteit die er vandaag al is voor een bepaalde activiteit, en met de manier waarop een markt kan worden gecreëerd. Als er niet al knowhow in het ecosysteem aanwezig is, is de kans op mislukken erg groot. Er wordt meer responsiviteit gevraagd van de overheid. Als vandaag een bedrijf zijn productie stopzet, neem daar dan contact mee op om te peilen wat speelt. Er is een goede catalogus nodig van activiteiten en bedrijven die we zagen vertrekken.

Er bestaat een grote consensus over welke ecosystemen of clusters goed werken, maar ook over welke minder per­formant zijn. De goede praktijken keerden telkens terug: een consistent beleid over de regeerperiodes heen, hoge kwaliteitseisen en een effectieve markttest.

De experts lieten zich kritisch uit over de werking van nogal wat jury’s die weinig geschikt zijn samengesteld en vage criteria hanteren. Ze benadrukten dat een industrie­beleid alleen kan werken als de concurrentie niet wordt verstoord, als economiebrede spill-overs mogelijk worden gemaakt door een grote groep belanghebbenden (onder­nemingen en andere actoren), en als de governance van kennisinstellingen en overheidsvehikels van hoge kwaliteit is.

Te veel geld wordt weinig doelmatig toegewezen en te vaak ontbreekt de prikkel om te excelleren. Er worden te snel nieuwe vehikels in het leven geroepen in plaats van middelen te stoppen in bestaande programma’s met een goed werkende governance. Er zijn ook te veel louter ‘academische’ clusters, met waterhoofden die tekortschieten in commerciële toepassingen. We falen te vaak in de overdracht van de kennisontwikkeling naar de marktvalorisering en de productie. Het geheim van een goed werkend ecosysteem is een goed evenwicht en een wisselwerking tussen de actoren: kennis­instellingen, kapitaalverschaffers en ondernemers.

De overdracht van technologie van de kennisinstelling naar de maatschappij verloopt overigens in veel landen niet zo vlot. Volgens de experts moet het beleid rond het beheer en de valorisering van intellectueel eigendom buiten de muren van de universiteit transparanter worden gecommuniceerd.

Ook in Vlaanderen kenden de budgetten voor onderzoek en ontwikkeling en de gerelateerde subsidieprogramma’s een sterke stijging. Mijn gesprekspartners waren formeel: we moeten ons in een volgende fase niet blindstaren op steeds meer middelen maar eerder oog hebben voor kwaliteit. Transparantie, rechtszekerheid en een visie op de lange termijn zijn cruciaal in deze context. Ook de overheid zou systematisch moeten praten met mensen die elke dag in de vuurlinie staan en beschikken over wat wij ‘cockpitkennis’ noemen.