Naar overzicht

Dé uitdaging is de transformatie van het activeringsbeleid

In 2007 publiceerde ik met de Leuvense econoom Joep Konings Van baanzekerheid naar werkzekerheid, een boek met voorstellen voor een moderne Belgische arbeidsmarkt. Voor de werkloosheidsverzekering pleitten we voor een switch naar een werkverzekering. De combinatie van versnelde degressieve uitkeringen met een versterkte activering en investeringen in opleiding zou werkgelegenheidskansen voor werkzoekenden maximaliseren. Vervolgens konden uit hetzelfde budget via loonsubsidies banen worden gecreëerd voor werklozen die moeilijk inzetbaar bleven. Iedereen werk, niemand onbeperkt werkloos.

De zijsprong naar 2007 relativeert het mediastormpje dat de Vlaamse socialisten overviel, nu hun voorzitter Conner Rousseau het idee van de verplichte basisbanen voor langdurig werklozen lanceert. Het idee is niet nieuw. Het heeft wortels in het arbeidsmarktonderzoek en werd al in variaties door andere partijen geopperd. Basisbanen, aflopende werkloosheidsuitkeringen of gemeenschapsdienst: er tekent zich een Vlaamse meerderheid af om de duur van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd te beperken, samen met een opgedreven activering. Dat is zonder meer een opmerkelijk politiek feit, al gaat het om een federale bevoegdheid, vooralsnog.

Ik ben nog altijd voorstander. Maar anno 2023 is de realiteit op de arbeidsmarkt wel geëvolueerd. De lang voorspelde talentschaarste is bewaarheid. De uitstroom versnelt door de vergrijzing. De instroom stremt door de toename van niet-actieven, vooral wegens een gebrekkige integratie na immigratie en de explosie van het aantal langdurig ziekten. Tienduizenden vacatures staan open bij gebrek aan inzetbare werknemers. De basisbaan na langdurige werkloosheid is een goed idee. Maar er zijn bijna tien keer meer niet-actieven dan langdurig werkloze werkzoekenden. Evenmin is een basisbaan een oplossing voor de grootschalige mismatch tussen de vraag en het aanbod op onze arbeidsmarkt.

Transformatie van het activeringsbeleid

De echte uitdaging voor ons arbeidsmarktbeleid is de transformatie van het activeringsbeleid. De realiteit van de structurele talentschaarste betekent dat werkgevers, uitzendbedrijven en hr-dienstenverleners van allerlei slag massaal investeren en mobiliseren om te rekruteren. Ze worden daarbij geholpen door de digitalisering, het internet, big data en binnenkort ook artificiële intelligentie. Tegen die achtergrond rijst de vraag wat nog de missie van de publieke arbeidsbemiddeling moet zijn, in het bijzonder van de VDAB in Vlaanderen.

Voor mij is de tijd rijp voor een omslag. Zet de publieke middelen in voor de grote problemen: specifieke knelpuntberoepen, de langdurig werklozen en – vooral – de niet-actieven. Laat de rest over aan de mensen en aan de markt zelf, met een werkloosheidsverzekering die prikkelt om werkaanbiedingen te aanvaarden. Als we de focus verleggen naar de niet-inzetbare werkwilligen en niet-actieven komt het arbeidsmarktbeleid veel dichter bij de grondoorzaken van de falende participatie in onze samenleving. Dan moet arbeidsbemiddeling integreren met onderwijs, gezinsbeleid, inburgering, vluchtelingenopvang, de wereld van leefloners en met de preventie, detectie en remediëring van arbeidsongeschiktheid. Dan moet een duidelijke taakverdeling worden bereikt tussen publieke en private bemiddeling. Dan overstijgen we de versnippering van de politieke bevoegdheden met een integratie van diensten, capaciteit, data en middelen: de beste garantie voor meer resultaat.

Resultaat moet de lijfspreuk worden. De praktijk van de publieke arbeidsbemiddeling gaat te veel over processen: gesprekken, oproepen of aanbiedingen. Veel te weinig gaat het over verwachte doelstellingen van effectieve arbeidsparticipatie, in combinatie met kwaliteitsmaatstaven. Een basisbaan is een goed idee. Maar het is lang niet de prioriteit.