De energietransitie moet ook welkom zijn in eigen achtertuin
Na lange onderhandelingen ligt de nieuwe Europese doelstelling voor hernieuwbare energie eindelijk op tafel: 32% tegen 2030. Voor- en tegenstanders debatteerden dag en nacht over enkele procenten meer of minder, maar dat de hernieuwbare productie op zich sterk moet blijven toenemen stond altijd buiten kijf. Ook ná 2030 zal er nog heel wat hernieuwbare productiecapaciteit moeten bijkomen, willen we de klimaatverandering onder controle krijgen. Veel bijkomende zonnepanelen en windmolens dus, daar bestaat geen twijfel over. Maar in het dichtbevolkte België staat elke nieuwe windmolen wel in iemands achtertuin. Hoe vermijden we dat een minderheid die “not in my backyard” roept de energietransitie tegenhoudt?
Wie op de Vlaamse autosnelwegen rijdt, merkt vlaggen op met slogans als “Hier geen windmolens!”. Het protest zit in de lift. Men is helemaal te vinden voor lokaal geproduceerde groene stroom, tot het net iets te lokaal wordt. Bij elk voorstel voor een nieuwe windmolen wordt er tegenwoordig een buurtcomité opgericht. Verontruste omwonenden verzamelen in een mum van tijd een volle doos bezwaarschriften, waarmee men er regelmatig in slaagt om geplande windmolens te laten annuleren. Bij onze noorderburen zien we hetzelfde fenomeen, terwijl ze daar een nog grotere achterstand goed te maken hebben op vlak van hernieuwbare energie. Telkens blijft er een plaats minder over om er bij te bouwen, terwijl het aantal geschikte locaties al beperkt is. De zoektocht gaat verder, en wordt in Vlaanderen extra bemoeilijkt door onze lintbebouwing. Het jarenlange gebrek aan degelijke ruimtelijke ordening speelt nu ook de energietransitie parten.
Slagschaduw
Men maakt zich zorgen om geluidsoverlast, slagschaduw en waardevermindering van de woning. Dit terwijl een slagschaduw in de praktijk over hooguit enkele uren per jaar gaat, aangezien de zon laag moet staan en net de juiste hoek moet hebben. De bewolking die we gewoon zijn in België duwt het aantal uren slagschaduw vaak verder naar beneden. Een concrete impact op vastgoedprijzen hebben meerdere studies gezocht maar niet gevonden. Waardevermindering blijkt onbestaande of nihil. Ook geluidsoverlast blijft zeer beperkt tenzij men vlak onder een windmolen woont. Bovendien produceert die enkel zijn maximaal volume wanneer het maximaal waait, dus verre van continu.
De bezorgdheden zijn dus nogal overdreven, maar zelfs met een kleine impact moet rekening gehouden worden. Ook bij minimale overlast is het logisch dat zij die baat hebben bij windmolens een oplossing voorzien voor hen die er de nadelen van ondervinden. De ‘winnaars’ zijn zowel de bedrijven die met de windmolens privéwinsten genereren als de ruimere samenleving waarvoor een lagere CO2-uitstoot van algemeen belang is. Beide partijen kunnen dan ook aangesproken worden om aan de bekommernissen tegemoet te komen.
Bedrijven moeten in de eerste plaats omwonenden actief betrekken. Vroegtijdig informeren en consulteren maakt vaak al een groot verschil. Misverstanden over een continue slagschaduw of grote geluidsoverlast kunnen zo al vlot worden vermeden. Maar we kunnen ook verder gaan dan enkel beter informeren door bedrijven te laten delen in de opbrengsten van een project. Zo kan de perceptie vermeden worden dat ze overlast creëren en zelf met alle winst gaan lopen. Misschien vergt een decentrale energievorm ook een decentrale winstverdeling. Het aanbieden van compensaties of mogelijkheden om aandelen te kopen in een nieuw windmolenproject mag geen taboe zijn. We moedigen het best maximaal aan, of verplichten het desnoods. In Duitsland ziet men het nut hiervan al veel langer in. De hogere mate van co-eigenaarschap van burgers gaat daar samen met een positievere perceptie van hernieuwbare energieprojecten. Ook in Canada bleek uit een studie dat omwonenden zich drastisch minder stoorden aan windmolens zodra men hiervoor compensaties ontving.
De bredere samenleving, die mee de vruchten plukt van een lagere CO2-uitstoot, moet ook zijn steentje bijdragen. Nieuwe windmolens kunnen van op afstand afgeremd of zelfs stilgelegd worden om overlast indien nodig nog verder te beperken, maar dat vreet natuurlijk aan de rentabiliteit. Een licht verhoogde subsidie kan toelaten de windmolens vaker stil te leggen terwijl de financiële haalbaarheid beschermd blijft. De kost ervan kan door de bredere samenleving gedragen worden, die zo mee betaalt om de kleine groep met overlast te compenseren. Ook andere vormen van overheidssteun voor omwonenden zijn mogelijk, zoals een verlaging van de lasten op de energiefactuur. Ultiem moeten compensaties door zowel de overheid als de verantwoordelijke bedrijven bespreekbaar zijn en eventueel gecombineerd worden.
Allemaal op zee?
Omwonenden stellen zich openlijk de vraag waarom windmolens nog op land moeten worden gebouwd. Kunnen we ze niet gewoon allemaal op zee zetten, ver uit het zicht en waar niemand er last van heeft? Of kunnen we niet meer met zonnepanelen doen? Was het maar zo simpel, maar ook bijkomende windmolens op land zijn broodnodig. Het Belgische stukje Noordzee is bijzonder klein. Er kunnen nog heel wat windmolens bij, maar niet voldoende. Een windmolen op land produceert bovendien meer dan 20.000 zonnepanelen en dit niet alleen bij helder weer maar ook ’s avonds, ’s nachts en in putje winter. We hebben ze nodig en ze zullen er komen, dus we maken ze best zo welkom mogelijk in ieders achtertuin.
Wie op de Vlaamse autosnelwegen rijdt, merkt vlaggen op met slogans als “Hier geen windmolens!”. Het protest zit in de lift. Men is helemaal te vinden voor lokaal geproduceerde groene stroom, tot het net iets te lokaal wordt. Bij elk voorstel voor een nieuwe windmolen wordt er tegenwoordig een buurtcomité opgericht. Verontruste omwonenden verzamelen in een mum van tijd een volle doos bezwaarschriften, waarmee men er regelmatig in slaagt om geplande windmolens te laten annuleren. Bij onze noorderburen zien we hetzelfde fenomeen, terwijl ze daar een nog grotere achterstand goed te maken hebben op vlak van hernieuwbare energie. Telkens blijft er een plaats minder over om er bij te bouwen, terwijl het aantal geschikte locaties al beperkt is. De zoektocht gaat verder, en wordt in Vlaanderen extra bemoeilijkt door onze lintbebouwing. Het jarenlange gebrek aan degelijke ruimtelijke ordening speelt nu ook de energietransitie parten.
Slagschaduw
Men maakt zich zorgen om geluidsoverlast, slagschaduw en waardevermindering van de woning. Dit terwijl een slagschaduw in de praktijk over hooguit enkele uren per jaar gaat, aangezien de zon laag moet staan en net de juiste hoek moet hebben. De bewolking die we gewoon zijn in België duwt het aantal uren slagschaduw vaak verder naar beneden. Een concrete impact op vastgoedprijzen hebben meerdere studies gezocht maar niet gevonden. Waardevermindering blijkt onbestaande of nihil. Ook geluidsoverlast blijft zeer beperkt tenzij men vlak onder een windmolen woont. Bovendien produceert die enkel zijn maximaal volume wanneer het maximaal waait, dus verre van continu.
De bezorgdheden zijn dus nogal overdreven, maar zelfs met een kleine impact moet rekening gehouden worden. Ook bij minimale overlast is het logisch dat zij die baat hebben bij windmolens een oplossing voorzien voor hen die er de nadelen van ondervinden. De ‘winnaars’ zijn zowel de bedrijven die met de windmolens privéwinsten genereren als de ruimere samenleving waarvoor een lagere CO2-uitstoot van algemeen belang is. Beide partijen kunnen dan ook aangesproken worden om aan de bekommernissen tegemoet te komen.
Bedrijven moeten in de eerste plaats omwonenden actief betrekken. Vroegtijdig informeren en consulteren maakt vaak al een groot verschil. Misverstanden over een continue slagschaduw of grote geluidsoverlast kunnen zo al vlot worden vermeden. Maar we kunnen ook verder gaan dan enkel beter informeren door bedrijven te laten delen in de opbrengsten van een project. Zo kan de perceptie vermeden worden dat ze overlast creëren en zelf met alle winst gaan lopen. Misschien vergt een decentrale energievorm ook een decentrale winstverdeling. Het aanbieden van compensaties of mogelijkheden om aandelen te kopen in een nieuw windmolenproject mag geen taboe zijn. We moedigen het best maximaal aan, of verplichten het desnoods. In Duitsland ziet men het nut hiervan al veel langer in. De hogere mate van co-eigenaarschap van burgers gaat daar samen met een positievere perceptie van hernieuwbare energieprojecten. Ook in Canada bleek uit een studie dat omwonenden zich drastisch minder stoorden aan windmolens zodra men hiervoor compensaties ontving.
De bredere samenleving, die mee de vruchten plukt van een lagere CO2-uitstoot, moet ook zijn steentje bijdragen. Nieuwe windmolens kunnen van op afstand afgeremd of zelfs stilgelegd worden om overlast indien nodig nog verder te beperken, maar dat vreet natuurlijk aan de rentabiliteit. Een licht verhoogde subsidie kan toelaten de windmolens vaker stil te leggen terwijl de financiële haalbaarheid beschermd blijft. De kost ervan kan door de bredere samenleving gedragen worden, die zo mee betaalt om de kleine groep met overlast te compenseren. Ook andere vormen van overheidssteun voor omwonenden zijn mogelijk, zoals een verlaging van de lasten op de energiefactuur. Ultiem moeten compensaties door zowel de overheid als de verantwoordelijke bedrijven bespreekbaar zijn en eventueel gecombineerd worden.
Allemaal op zee?
Omwonenden stellen zich openlijk de vraag waarom windmolens nog op land moeten worden gebouwd. Kunnen we ze niet gewoon allemaal op zee zetten, ver uit het zicht en waar niemand er last van heeft? Of kunnen we niet meer met zonnepanelen doen? Was het maar zo simpel, maar ook bijkomende windmolens op land zijn broodnodig. Het Belgische stukje Noordzee is bijzonder klein. Er kunnen nog heel wat windmolens bij, maar niet voldoende. Een windmolen op land produceert bovendien meer dan 20.000 zonnepanelen en dit niet alleen bij helder weer maar ook ’s avonds, ’s nachts en in putje winter. We hebben ze nodig en ze zullen er komen, dus we maken ze best zo welkom mogelijk in ieders achtertuin.