Om de planeet te redden hebben we véél energie nodig
De afgelopen week was er met de komst van antropoloog Jason Hickel naar ons land veel te doen over de vraag of en hoe de economie zou moeten ontgroeien. In de weekendkrant stelde Ruben Mooijman al een en ander op scherp door te verwijzen naar Griekenland als een ongewild degrowth verhaal. De harde waarheid, zo schrijft hij 'is dat ontgroeien goed is voor de planeet, maar slecht voor de betaalbaarheid van de pensioenen, de hoogte van de lonen en de financiële slagkracht van de overheid.'
Wie degrowth tot stand kan brengen zonder welvaartsverlies, heeft natuurlijk de gouden sleutel in handen, maar het gaat om meer dan welvaart alleen. Mochten de fossiele bronnen morgen opgebruikt zijn, dan zou dat alleen op de korte termijn het klimaat en het milieu ten goede komen. Plotseling zouden miljarden mensen op zoek moeten gaan naar andere energiebronnen om hun leven te leiden. Daar zou de planeet niet beter van worden. Daarbovenop zou het uitermate ontwrichtend zijn voor de wijze waarop we leven en zouden onze vrijheden zwaar onder druk komen te staan.
Die individuele vrijheden zijn een energie-intensieve aangelegenheid. Het proces van democratisering van de afgelopen eeuwen is verwoestend geweest voor de planeet. Tegelijk heeft de uitbesteding van de energietaak aan machines individuele zelfrealisatie en genotsbeleving mogelijk gemaakt, althans voor een deel van de wereldbevolking. Wie daarenboven de pakweg vier miljard armste mensen op deze planeet (terecht) een beter leven wil geven met stabiele welvaart en ruimte voor persoonlijke vrijheid, moet beseffen dat de vraag naar energie sterk zal toenemen. Elke sociaal rechtvaardige transitie zal de planetaire vraag naar energie doen exploderen, zelfs al 'consumindert' ondertussen de andere helft van de wereldbevolking. Dirk Holemans (DS 13 mei) pleit in dat verband voor 'universele basisdiensten, zoals toegankelijk, performant en betaalbaar openbaar vervoer, woningen, onderwijs en gezondheidszorg'. Dat klinkt goed, maar alleen al de hele wereld voorzien van goed openbaar vervoer zou een energieverslindende operatie zonder weerga vergen.
Toegenomen complexiteit
Nog fundamenteler dan onze vrijheid is de toegenomen complexiteit in de wereld. Ik verwees in mijn boek Vuur. Een vergeten vraagstuk naar de wereldvermaarde astrofysicus Eric Chaisson en het belang van inzicht in de kosmische evolutie. Die staat voor een toename aan orde, vorm en complexiteit. Daarin speelt energie een cruciale rol. Energie maakt verandering mogelijk, maar met een stijgende complexiteit is er ook een toename van organisatie nodig. Ook orde scheppen vereist energie. Hoe verfijnder de organisatie van een systeem, hoe meer energie je nodig hebt om de orde te bewaren. Zelfs als we ons beperken tot de manier waarop de mensheid zich organiseert, kun je er niet omheen: wereldwijd neemt de complexiteit van onze manier van leven stelselmatig toe. De grotten van Lascaux onderhouden is overzichtelijk. Voorzien in universeel openbaar vervoer of universele gezondheidszorg daarentegen vergt veel organisatie en middelen en dus massa's energie, om te voorkomen dat er zaken misgaan of dat de veiligheid in het gedrang komt. Zelfs al zou de wereldbevolking dalen, dan nog zou onze manier van leven niet minder complex worden. We zullen dus alle beschikbare energie nodig hebben om onszelf in stand te houden en daarenboven sociale rechtvaardigheid tot stand te brengen.
Zoals je individuele verlangens niet kunt kortwieken, zo zal de wereldwijde behoefte aan energie blijven groeien naarmate de complexiteit van beschavingen en culturen verder stijgt. Fossiele brandstoffen vormen tot nu toe de materiële grondslag van de organisatie van deze planeet en van onze vrijheidsbeleving.
Eerder dan die vrijheidsbeleving - de hoeksteen van de democratie - in te snoeren, moeten we ze energetisch anders organiseren. Willen we de aarde leefbaar houden, dan hebben we andere en minder destructieve energiebronnen nodig dan de fossiele alleen. We zijn nu eenmaal een geologische factor van formaat en de klimaatverandering als gevolg van onze fossiele activiteit dwingt ons na te denken over onze relatie tot de wereld en over de grondmotieven van ons bestaan.
Klimaatwetenschapper Mike Hulme eindigt daarom zijn boek Why we disagree about climate change met een pleidooi om klimaatverandering niet alleen te zien als een te bestrijden probleem, maar als een spiegel die we onszelf voorhouden. Vanuit welke verhouding tot de wereld willen we ons bestaan verder gestalte geven? Hoe kunnen we intelligenter omgaan met onze hegemonie op deze planeet en ons welvaartsniveau behouden? Die vragen moeten centraal staan in het debat over klimaatverandering. Want natuurlijk moet onze aanwezigheid leiden tot minder negatieve impact op het ecosysteem van deze planeet. Onze hybris bestaat er echter niet in, zoals men vaak beweert, dat we denken de wereld te kunnen veranderen, maar eerder dat we menen die verantwoordelijkheid nog te kunnen ontlopen.