Naar overzicht

De veiligheidsdiensten hebben gefaald

De nationale veiligheids- en inlichtingendiensten hadden een aanslag van dit formaat moeten zien aankomen. Er moet een onderzoek komen naar de blinde vlekken. En de verantwoordelijken houden best de eer aan zichzelf.

Je staat als veiligheidsapparaat redelijk machteloos tegen één of enkele gekken die op een blauwe maandag met een keukenmes of wapen op straat tekeergaan. Wat in Parijs is gebeurd is echter van een totaal andere orde. Een gecoördineerde, professionele aanval van een commando terroristen met zware wapens en bommengordels, op verschillende plekken tegelijk, wijst op training, planning en financiële en logistieke steun van een netwerk.

De ervaring leert dat de meeste gewelddadige jihadisten, die een potentieel risico vormen, bekend of geseind staan bij de veiligheids- en inlichtingendiensten. Die hebben in de meeste Europese landen door de gestegen terreurdreiging meer middelen en mensen gekregen. Er is ook werk gemaakt van een betere Europese en internationale samenwerking.

Het is dan ook onaanvaardbaar dat de veiligheidsdiensten een aanslag van dit formaat niet hebben zien aankomen. Dit is een wake-upcall. Dit is geen eenzame wolf. Dit hadden ze moeten zien aankomen. Punt. Er moet een onderzoek komen naar de steken die de Franse, maar ook de Belgische geheime diensten hebben laten vallen. Iedereen moet voor de spiegel gaan staan. De verantwoordelijken zouden beter de eer aan zichzelf houden.

Dat er een link is met België en meer bepaald met de Brusselse gemeente Molenbeek verrast me niet. Het netwerk van gewelddadige moslimextremisten is relatief klein. Het is een wereld van 'ons kent ons'. De brandhaarden van de radicale islam, waar Molenbeek zeker toe behoort, staan allemaal in verbinding met elkaar. De voorbije 20 jaar waren er bij terreurdaden vaak links met Brussel en Molenbeek.

Die netwerken van toen hebben er mee toe geleid dat vandaag opnieuw een grote groep jihadisten uit onder meer Brussel en Molenbeek in Syrië en Irak vecht. Het is ondertussen duidelijk dat de aanslagen voor een groot deel vanuit België zijn georganiseerd en dat meerdere daders in ons land woonden, al ging het om Fransen.

 

Paradigmaschift


Een van de lessen die we moeten trekken, is dat Islamitische Staat (IS) evolueert in de richting van wat Al Qaeda is geweest. Het is een echte paradigmashift in zijn jihadstrijd. Dat bleek in januari al bij de aanslagen op het kantoor van Charlie Hebdo, maar nu wordt duidelijk dat het echt een strategie is geworden. IS beperkte zich lang tot de klassieke jihad, waarbij de groep streed om de 'corrupte en goddeloze regimes' in het Midden-Oosten omver te werpen en in de moslimdelen van de wereld een groot kalifaat op te richten.

Met het Westen, waar geen moslimmeerderheid woont, was IS om ideologisch-doctrinaire redenen minder of zelfs niet bezig. Deze aanslag bewijst dat de terreurgroep de oorlog wil verleggen naar de straten van Europa en de in haar ogen westerse agressor op eigen terrein zal aanvallen. IS is overgeschakeld op de 'defensieve jihad', waardoor het treffen van de vijand op eigen bodem integraal deel uitmaakt van de strijd.

We staan voor een kantelpunt, met mogelijk explosieve gevolgen. Er zijn duizenden Syriëstrijders met Europese paspoorten. Net nu brokkelt het kalifaat van IS ook af, een gevolg van het opdrijven van de militaire actie door het Westen. Wat gaan die strijders doen als IS in elkaar stuikt? Elke Europese strijder heeft bovendien een netwerk, in de reële of de virtuele wereld. Hij heeft dus invloed op jongeren in zijn thuisland in Europa, die nooit naar Syrië of Irak zijn afgereisd, maar wel tikkende tijdbommen worden.

Als zelfs maar een fractie van die mensen wordt geactiveerd om gerichte aanvallen uit te voeren op Europese bodem, komen we in een erg gevaarlijke situatie terecht. Er zijn niet alleen de fysieke en psychologische trauma's, er is ook de impact op ons allemaal. Een collectief trauma dreigt het DNA van onze vrije, open samenleving voor altijd te veranderen. De grondwettelijke vrijheden dreigen op termijn te worden ingeperkt, er ontstaat een grimmige sfeer tussen bevolkingsgroepen en de etnische kloof wordt groter, waardoor zelfs de kans op burgeroorlogen in Europa met de jaren zal toenemen. Nee, het ziet er echt niet goed uit.

Meer repressie is bij ons onvermijdelijk. Geen enkele politicus kan aan zijn bevolking zeggen dat hij niets wil doen. Grenscontroles, weer meer militairen en politie op straat, bewaking van gevoelige plaatsen. Het zou wel eens een permanent in plaats van een tijdelijk fenomeen kunnen worden. Maar er is vooral diepe reflectie nodig.


Monsters


 

We zijn een samenleving die monsters heeft voortgebracht, monsters die hun eigen Europese buren en landgenoten op de meest barbaarse manier afslachten. Hoe kunnen we die monsters neutraliseren en vermijden dat er nieuwe gevormd worden? Pasklare oplossingen zijn er niet. De evolutie van het radicale islamisme van het Midden-Oosten en dat bij ons geeft ook niet meteen hoop voor de nabije toekomst. We bereiden ons best voor op enkele decennia van nog meer aanslagen en geweld, voor de situatie door de tand des tijds verbetert.

Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij de politieke leiders, ook bij premier Charles Michel. Zij moeten de mensen door deze diepe crisis leiden, in woord en daad, onder meer door een duidelijk statement te maken. Er moet absoluut vermeden worden dat de 'Grote Islamitische Burgeroorlog' die in de moslimwereld aan de gang is - tussen soennitische en sjiitische moslims, en tussen religieuzen en seculieren in de islam - bij ons wordt voortgezet of zelfs evolueert naar een burgeroorlog tussen moslims en niet-moslims. Dat is net wat de terroristen willen. Zij vechten ten dienste van een apocalyptische strijd tussen moslims en ongelovigen. We moeten tot elke prijs vermijden dat de burgers bij ons worden meegesleept in die dystopie. De situatie is bijzonder ernstig. Onze politieke leiders moeten de gigantische schade zo veel mogelijk indammen. Onze manier van leven en de wereld zoals we die kennen, staan op het spel.

Dit artikel verscheen eerder in De Tijd op 17/11