Naar overzicht

De N-VA en radicalisering: le nouveau PS est arrivé?

Dat uitgerekend de partij die zich het meest profileert op de war on terror amper maatregelen neemt om radicalisering te voorkomen, gaat Bilal Benyaich te boven.

Enkele jaren geleden heb ik een tiental beleidsmakers een exemplaar van mijn boek Islam en radicalisme bij Marokkanen in Brussel laten bezorgen. Slechts één politicus reageerde: Bart De Wever. In augustus 2013 mailde hij me om zijn waardering uit te drukken. Hij had het boek tijdens zijn vakantie in Toscane gelezen en er heel wat van opgestoken, schreef hij. Anderen leefden in die periode nog in de ontkenningsfase, of ze relativeerden de problematiek. Nochtans was de hoge correlatie tussen religieus fanatisme en Brussel toen al problematisch en waren ook de eerste jihadi's van eigen bodem een feit.

Een mindshift werd pas ingezet toen bleek dat onze jongens gingen vechten voor het religieus-fascistische IS, en voltrok zich met de aanslagen in Parijs. 'De traditionele partijen hebben radicalisering onder moslims niet gezien en niet willen zien', hoor je weleens bij hun tegenstanders, onder wie de N-VA. Daar zit iets in. Ik stel vast dat christendemocraten, sociaaldemocraten en liberalen de ontwikkelingen van de radicale islam onder de waterlijn decennialang schromelijk hebben onderschat. Dat heeft geleid tot slecht bestuur.

Tot daar het verre verleden. Het voorbije jaar heb ik het genoegen gehad om met verschillende ministers, partijvoorzitters, fractieleiders, parlementsleden en burgemeesters van gedachten te wisselen. Die gesprekken met politici van N-VA, Open VLD, CD&V, SP.A en Groen waren verhelderend.

Het viel me aanvankelijk op hoe beperkt de kennis over de islam en zijn gepolitiseerde en gewelddadige varianten was. Maar ook hoe moeilijk het voor sommigen bleek om dan vanuit dat religieus-ideologische kader de link te leggen met blinde vlekken in ons beleid inzake migratie, integratie, gezin, arbeid, onderwijs, welzijn, politie en justitie, de geïnstitutionaliseerde islam, euromediterrane betrekkingen en defensie. Radicalisering is een complex en meerdimensionaal verhaal, we moeten het ook zo benaderen.

Dan ontplofte de actualiteit in ons gezicht: België werd in relatieve cijfers Europees kampioen Syriëstrijders en er vonden aanslagen bij ons en onze buren plaats. Het gevolg was een steile leercurve bij een groot aantal relevante beleidsmakers. Wouter Beke, Bart Somers, Hans Bonte en Meyrem Almaci hebben het voorbije jaar elk op hun manier hun conclusies getrokken, om nadien kordate doch verbindende boodschappen uit te dragen. Ook John Crombez stak onlangs op het SP.A-congres een ferme en respectabele speech af over veiligheid en terreur. In het voorjaar werd zelfs een kamerbrede resolutie in het Vlaams Parlement goedgekeurd die de verdienste van ambitie en coherentie heeft.

Inderdaad, in 2015 hebben niet alleen de traditionele partijen, maar ook Groen mee hun stempel gedrukt op het debat. Logisch. Ze hebben intern heel wat voorbereidend werk gedaan, wat resulteerde in consistente en pertinente standpunten en visienota's over radicalisme en gewelddadig extremisme.

Visie is in deze fase van het debat cruciaal, en dat moet zich vertalen in beter beleid. Op dat punt stelt de N-VA stilaan teleur. Uitgerekend de partij die het meest wordt vereenzelvigd met de war on terror heeft geen blauwdruk voor antiradicalisering die naam waardig. De partij moet het vooral hebben van scherpe intellectuele oprispingen van de voorzitter, van summiere interne vraag-antwoordfiches of debatfiches, en van een minister van Binnenlandse Zaken en Veiligheid die met botte (doch grotendeels relevante) repressieve maatregelen voorlopig kan blijven surfen op de golven van de angst die de actualiteit genereert.

Maar een gebrek aan een kompas kan leiden tot interne tegenspraak en slecht bestuur. De eerste tekenen zijn er al. De ene dag gaat De Wever tekeer tegen het salafisme, de andere dag verdedigt zijn partij de banden met Saudi-Arabië, de bakermat van het salafisme. Het Vlaams Parlement leverde een sterke resolutie af die onverkort een hoeksteen hoort te zijn voor beleid, de Vlaamse regering voert een traag en beschamend flauw anti-radicaliseringsbeleid. (Een voorbeeld uit velen: gisteren kwam een 'denkgroep' samen van een belangrijk Vlaams Agentschap. Wat was het eerste punt van de agenda? De definitie van radicalisering. Nee, dit is geen grap.)

De beleidsverantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de vakministers, maar ook bij minister-president Geert Bourgeois en zijn coördinerend minister ter zake Liesbeth Homans. Bij de N-VA dus. Zij onderschatten het probleem. De werkelijkheid is nochtans dat duizenden jongeren in het zwaarteveld van de radicalen en extremisten verkeren terwijl in de bredere samenleving polarisering - wederzijdse vervreemding, wantrouwen, vooroordelen en discriminatie - de norm wordt.

Bourgeois en Homans geven helaas blijk van een gebrek aan inzicht en ambitie om de preventieve hefbomen die Vlaanderen heeft - (justitieel) welzijnswerk, onderwijs, burgerschap, werk, jeugd, moskeeën - daadwerkelijk aan te wenden. In het Vlaamse actieplan van de regering zien we vooral goedbedoelde maar hoogstens flankerende interventies die voornamelijk de symptomen bestrijden. Fundamentele beleidsmaatregelen die de maatschappelijke tektonische platen in beweging kunnen zetten blijven uit, serieuze budgetten evenzeer. In tegenstelling tot het federale beleidsniveau is er in Vlaanderen geen sense of urgency.

Mocht ik van slechte wil zijn, ik zou beginnen te denken dat er een electoraal geïnspireerde verrottingsstrategie in de maak is. Maar dat ben ik niet, en dus stel ik voorlopig enkel vast dat de N-VA slecht bestuurt. Als ware het een traditionele partij van de 20ste eeuw, een soort 'Vlaamse PS', worden de problemen en uitdagingen gerelativeerd en meer van hetzelfde geserveerd. We weten waartoe dat kan leiden.

Dit artikel verscheen eerder in De Standaard op 17 december