Naar overzicht

Rekruteringsbasis ‘gele hesjes’; 10 of 25% van de Europese bevolking?

Vertegenwoordigen de ‘gele hesjes’ een klein of een belangrijk deel van de bevolking? Johan Albrecht en Bruno Merlevede beantwoorden deze vraag voor Itinera op basis van hun recent boek ‘Oikonomia: inzicht in economie (OWL Press)’.

Hoe beoordelen economen de rekruteringsbasis van de ‘gele hesjes’?

Johan Albrecht: ‘In interviews vertellen vele actievoerders dat ze voltijds werken maar amper rondkomen. Een groot deel van de actievoerders behoort dan ook tot de ‘working poor’ of werkenden met een inkomen uit arbeid onder de statistische armoedegrens. Volgens Eurostat behoort in 2016 9,8% van de werknemers in de Europese Unie tot de ‘working poor’. In enkele landen steeg het aantal ‘working poor’ sterker dan de totale tewerkstelling. Frankrijk telt volgens Eurostat 8% ‘working poor’, wat iets beter is dan in andere grote landen zoals het Verenigd Koninkrijk (8,6 %) en vooral Duitsland (9,5 %). Met 4,7%’ working poor’ in 2016 presteert België zeer goed.’

De ‘gele hesjes’ vertegenwoordigen dus minder dan 10% van de actieve bevolking in de EU?

Johan Albrecht: ‘De realiteit is complexer. Naast de groep met een laag inkomen is er in de EU een veel grotere groep gezinnen waarvan het inkomen al lang niet meer stijgt, ook niet in tijden van economische groei. Deze gezinnen zijn niet noodzakelijk arm maar stellen vast dat bepaalde prijzen almaar stijgen – brandstoffen, elektriciteit, medische uitgaven,… - terwijl de inkomens amper bewegen. Deze groep herkent zichzelf ook in de ‘gele hesjes’. McKinsey concludeerde in 2016 dat 65 tot 70% van de huishoudens in 25 Westerse landen in de periode van 2005 en 2014 geconfronteerd werd met stabiele of dalende marktinkomens (of de verdiende inkomens uit arbeid en kapitaal). In de periode voor 2005 stegen de marktinkomens voor zowat alle huishoudens in deze 24 rijke landen; de baten van de economische groei worden vandaag anders verdeeld dan voor 2005. Het marktinkomen is niet gelijk aan het besteedbare inkomen. Na  overheidstransferten en fiscale correcties was het inkomen voor ‘slechts’ 20 tot 25% van de huishoudens in de periode van 2005 tot 2014 stabiel tot dalend.‘

Staan de inkomens in het rijke Westen onder druk als gevolg van de globalisering?

Johan Albrecht: ‘De globalisering en de toegenomen internationale concurrentie heeft zeker een impact op loondynamiek en tewerkstelling in bepaalde industriële sectoren. Maar uit landen met detailanalyses per sector zoals het Verenigd Koninkrijk blijkt dat vooral veel ‘working poor’ te vinden zijn in lokale dienstensectoren zoals horeca, administratie en detailhandel. Bovendien mogen we niet vergeten dat globalisering en vrijhandel hebben geleid tot belangrijke prijsdalingen die vooral de laagste inkomens ten goede komen. Het sluiten van de grenzen is zeker geen oplossing.’

Zijn er oplossingen om de ‘gele hesjes’ tegemoet te komen?

Johan Albrecht: ‘De protesten begonnen als reactie op stijgende brandstofprijzen in Frankrijk. Deze maken deel uit van een tax shift die o.a. de lagere inkomens uit arbeid minder willen belasten. En dat laatste is noodzakelijk. Wie slechts 67% van het gemiddelde inkomen verdient, kijkt vandaag aan tegen een gemiddelde fiscale druk van 37,6% in de Europese Unie. Dit percentage is verrassend hoog want een deel van deze werknemers flirt met de statistische armoedegrens. In België bedraagt de fiscale druk voor de lage inkomens uit arbeid echter fors meer, namelijk 47,2% volgens OESO. In Frankrijk bedraagt de fiscale druk voor de laagste inkomens momenteel 42,8%. Ter vergelijking; in Nederland bedraagt de fiscale druk voor de laagste inkomens 30,5%.’

Maar de tax shift was in Frankrijk toch de bron van het probleem?

Johan Albrecht: ‘De perceptie van de tax shift is even belangrijk als de tax shift zelf. Het is riskant om eerst belastingen op bijvoorbeeld brandstoffen te verhogen en daarna de belastingen op arbeid te verminderen. Een alternatief is eerst het verlagen van de belastingen op arbeid – en hierover duidelijk te communiceren – om dan pas andere belastingen te verhogen.’

Zo wordt de taks shift een nog grotere budgettaire uitdaging?

Johan Albrecht: ‘Belangrijker is dat de stagnatie van de marktinkomens en de toename van de working poor altijd een budgettaire kostprijs heeft. Wanneer de lagere inkomens bijvoorbeeld moeilijk kunnen toetreden tot de private huurmarkt, rest de overheid weinig alternatieven dan het toekennen van huursubsidies of dure investeringen in sociale woningbouw. Ook deze maatregelen hebben een budgettaire impact. Economen verkiezen inkomensmaatregelen boven corrigerende maatregelen in natura.’