Naar overzicht

Interview met Jan Eeckhout (The Profit Paradox) deel 2

In april 2023 ontving Itinera Jan Eeckhout als gastspreker tijdens het jaarlijkse Partner Dinner in Strombeek. Jan Eeckhout is onderzoeksprofessor aan de Pompeu Fabra Universiteit in Barcelona en publiceerde in 2021 zijn opzienbarend boek ‘The Profit Paradox. How thriving firms threaten the future of work (Princeton University Press).  Na zijn gastlezing konden we Jan enkele vragen voorleggen. Hieronder volgt het tweede deel van het interview.

Johan Albrecht: In je boek ben je niet enthousiast over het vermogen van onze overheden om jobs te creëren. Toch hebben de laatste regeringen het vooral over ‘jobs, jobs en nog eens jobs’?  Moeten we deze ambitie loslaten?

Jan Eeckhout: Net door meer concurrentie te creëren, ontstaan meer jobs. Een monopolist zal het aanbod en de tewerkstelling beperken om de winst te maximaliseren. Werkzoekenden zijn hiervan de dupe. Bij volkomen concurrentie heeft niemand de macht om een markt in te perken; het totale aanbod en de tewerkstelling zijn hoger bij volkomen concurrentie. Directe overheidssubsidies creëren op korte termijn wel jobs in geprefereerde sectoren maar diezelfde subsidies kunnen ook voor jobverlies zorgen in andere niet-geprefereerde sectoren. Dit risico ontstaat telkens wanneer overheden technologische keuzes maken. Kiezen voor elektrische auto’s kan bij bepaalde constructeurs leiden tot jobverlies. Als gevolg van de focus op looncompetitiviteit zijn de belastingen op arbeid in het recente verleden verlaagd. Hierdoor werd een belangrijke distorsie deels aangepakt – arbeid wordt immers te zwaar belast waardoor de tewerkstelling beperkt wordt – maar lagere belastingen op arbeid leiden op zich niet tot meer concurrentie in onze economie.

Johan Albrecht: U bent in ‘The Profit Paradox’ opvallend kritisch over het huidige gebruik van het patentsysteem?

Jan Eeckhout: Bedrijven kunnen net door het opkopen van patenten de concurrentie beperken. Dit is maatschappelijk allesbehalve optimaal. Ik geloof meer in een gedifferentieerd patentsysteem met een patent op maat van de onderliggende innovatie. Een patent voor malaria is nu exact hetzelfde als een patent voor software of een vaccin, maar dit zijn radicaal verschillende innovaties in zeer specifieke contexten. Differentiatie binnen het patentsysteem lijkt me essentieel maar we moeten ook kijken naar het concept van een ‘economic prize’ waarbij overheden een aantrekkelijke financiële vergoeding toewijzen aan een economische agent die een bepaalde innovatie aanlevert. De innovator ontvangt een financiële beloning en de innovatie komt in het publieke domein zodat andere marktpartijen hierop verder kunnen bouwen. Dit is een essentiële voorwaarde voor innovatie.  

Johan Albrecht: Intussen breken de publieke R&D-uitgaven alle records in de OESO-landen maar het blijft wachten op radicaal nieuwe technologieën die voor een revolutie zorgen. Waarom zien we hiervan het rendement nog altijd niet?

Jan Eeckhout: Publieke R&D-uitgaven komen tegemoet aan een vorm van marktfalen maar de overheid mag zich niet laten verleiden om zelf technologieën te gaan selecteren en subsidiëren. De overheid moet een gelijk speelveld creëren en de juiste incentives inzetten om nieuwe markten voor bijvoorbeeld koolstofarme technologieën te laten ontstaan. Niemand kan immers de winnaars van de toekomst kiezen. Ook denk ik niet dat er te weinig geïnnoveerd wordt. Er is veel innovatie maar deze versterkt dikwijls de positie van machtige bedrijven in plaats van het publieke domein te voorzien van nieuwe kennis en technologieën. De weg van het onderzoekslabo naar de finale marktplaats is lang en onvoorspelbaar. Voorts hebben grote bedrijven genoeg macht om bedreigende innovaties te blokkeren.

Johan Albrecht: Dit brengt ons terug bij je pleidooi voor een sterker beleid om de concurrentie en marktoegankelijkheid te garanderen. Waarom blijkt dit geen prioriteit te zijn?

Jan Eeckhout: Vooreerst is de innovatiedynamiek nooit stabiel waardoor het concurrentiebeleid bij elke nieuwe technologisch golf in principe bijgestuurd moet worden. Het huidige concurrentiebeleid kan bijvoorbeeld zeer effectief optreden tegen oligopoliegedrag in de cementsector of een niche van de biermarkt maar Amazon opereert in een onvergelijkbare omgeving. Ook hebben de concurrentiewaakhonden niet de mensen noch de  middelen om de impact van nieuwe technologieën tijdig in te schatten en proactief te ageren. De strijd tegen een bedrijf zoals Google is zeer ongelijk. Ik denk dat we vooral entrepreneurship nodig hebben bij concurrentiewaakhonden. Deze branche van het overheidsbedrijf moet dringend innovatief kunnen werken maar dit gaat een prijs hebben. En wanneer de Europese Commissie vraagt om meer middelen om de concurrentie-instanties te versterken, reageren vele lidstaten net zeer defensief. Maar meer concurrentie is een bron van welvaart, net zoals vrijhandel of een hogere productiviteit. We moeten welvaartscreatie dringend vanuit een ruimer perspectief benaderen.