Naar overzicht

Fiscale visitaties: de dure woorden uit het regeerakkoord

Het leeuwendeel van de Belgen probeert zijn belastingen correct te betalen zonder dat daar dwang aan te pas moet komen. Wie echter fraudeert, ondermijnt het draagvlak van het fiscale én sociale stelsel. Het regeerakkoord voorzag daarom in een bijkomend actieplan waarbij “nieuwe fiscale antifraudemaatregelen uitgaan van de goede trouw van de belastingplichtige.”  In dat nieuwe actieplan dat minister van Peteghem verleden week voorstelde, vinden we die voornemens uit het regeerakkoord niet overal terug.

Al langer waarschuwt men in ons land voor het opdoemen van een conflictmodel tussen belastingbetaler en fiscus. Het nieuwe actieplan lijkt nog meer olie op het fiscale vuur te gooien  en doet het stelsel wegdrijven van een billijke en rechtvaardige behandeling van alle belastingbetalers. We mogen niet vergeten dat belastingen, ook vennootschapsbelastingen, uiteindelijk door mensen worden betaald.

Het actieplan stelt bijvoorbeeld dat ondernemers en hun medewerkers die een fiscale visitatie belemmeren dwangsommen kunnen worden opgelegd. Uiteraard moet de fiscus gegronde aanwijzingen van fraude kunnen onderzoeken en dient de belastingbetaler daaraan mee te werken. De weerstand tegen die medewerkingsplicht is in belangrijke mate te wijten aan de willekeur en de al te uitgebreide interpretatie die de belastinginspecteur daarbij hanteert. Vertrouwelijke informatie zoals die tussen een advocaat en een cliënt wordt uitgewisseld, of privégegevens van de belastingplichtige worden niet zelden op dezelfde wijze behandeld als boekhoudkundige stukken. Afspraken met de fiscus om dergelijke gegevens af te zonderen vóór de fiscale inspectie begint, zijn lastig te maken.

Nog meer ruimte voor interpretatie?

Indien het actieplan tegen fiscale en sociale fraude de ruimte voor interpretatie aan de zijde van de inspecteur nog groter dreigt te maken, lijkt de balans tussen de legitieme wens om onderzoeksbevoegdheden afdwingbaar te maken en de rechten van belastingplichtigen nog vervaarlijker te hellen.

Het verslag van het Rekenhof uit mei 2018 besluit met de vaststelling dat ”de FOD Financiën nog geen werk heeft gemaakt van een globaal overzicht van de toegepaste administratieve sancties” en “herhaalt daarom zijn aanbeveling [uit 2012] om instrumenten te ontwikkelen om na te gaan of het gevoerde sanctiebeleid tegemoet komt aan de vooropgestelde doelstellingen”. Als de hoogte van de boete afhangt van de inschatting van goede trouw, moet de fiscus wel heel erg diep in de ziel van de belastingplichtige kunnen zien. Als akkoorden worden afgedwongen met de dreiging bijkomende vorderingen in te stellen, begeven we ons op een hellend vlak. Het staat de fiscus uiteraard vrij om bij het parket aan te kloppen wanneer hij meent dat hij zijn opdracht niet naar behoren kan vervullen. Dat het openbaar ministerie daar niet altijd gevolg aan geeft, kan ook aanzetten tot hervormingen in die relatie.

De goede intenties uit het regeerakkoord zijn tot nog toe vooral dure woorden gebleken. Voorlopig blijft het wachten op de bescherming van gegevens en de privacy van belastingplichtigen en het voornemen om een “fiscaal charter” in te stellen, “evenals een gedragscode inzake wederzijds respect en professionalisme om de betrekkingen tussen de fiscale controlediensten en de ondernemers in het kader van de fiscale controles en fraudebestrijdingsprocedures te verbeteren”.