Vers l'aperçu

Ce que Mario Draghi a à voir avec nos pensions - NL

Opnieuw valt er een slachtoffer van de tomeloze geldcreatie door de Europese Centrale Bank met het faillissement van de Oostenrijkse Heta-bank. De 1100 miljard euro die ECB-voorzitter Draghi en de zijnen ondertussen bijpompen in ons monetair stelsel zorgt er immers voor dat een aantal schuldeisers zijn verplichtingen in Zwitserse frank niet kan nakomen. Ook onze eigen schandaalbank Dexia is overigens voor 400 miljoen euro blootgesteld aan de Oostenrijkse bank zodat het geldbeleid ook in ons land schade aanbrengt. 



Dit kan voor velen een-ver-van-mijn-bedshow lijken (ten onrechte), het kortwieken van de aanvullende pensioenen, is dat al veel minder. Zeven op de tien werknemers genieten van een aanvullend pensioen via de zogenaamde tweede pijler. Nu dringt het zelfs bij de laatste verzekeraar door dat de traditionele rendementen van 3.75 en 3.25 procent (respectievelijk op de bijdrage van werknemer en werkgever) onhoudbaar zijn in de huidige context van gratisgeldbeleid door de centrale bank. Bovendien beseft men dat deze financiële repressie waarbij de rente kunstmatig laag wordt gehouden nog lang kan aanhouden. 



Terwijl ingrijpen in de aanvullende pensioenen zich al jaren opdringt, gaat de regering uiteindelijk toch optreden. Pensioenminister Bacquelaine (MR) tovert met name het Zwitserse model uit zijn hoge hoed. In het Alpenland kan de rente op aanvullende pensioenen jaarlijks bijgestuurd worden na advies door een onafhankelijke expertencommissie in functie van wat haalbaar is. In eigen land bestaat er echter dermate groot wantrouwen tegenover de overheid dat het niet evident zal zijn om iedereen te overtuigen dat zulks zal gebeuren in het algemeen belang, eerder dan in het voordeel van deze of gene belangengroep. 



 



"Het is een manifeste leugen te beweren dat het wettelijk pensioenstelsel geen risico met zich meebrengt"



 



Een interessante optie is in elk geval het vast rendement enkel voor te behouden tot aan een bepaald plafond. Op die manier behoudt men vooral de aantrekkelijkheid voor bescheiden inkomens die nog onvoldoende vertegenwoordigd zijn in het stelsel.



Sommigen zien vandaag zelfs geen reden om de rente op de tweede pijler aan te passen omdat wettelijk de werkgevers toch moeten bijpassen indien de verzekeraars met tekorten geconfronteerd worden. Dit gaat echter niet zomaar op indien men wat doordenkt. Het gevolg zou snel zijn dat werkgevers geen nieuwe contracten meer opmaken met werknemers. Dit ondergraaft dan evenwel de doelstelling om naast de wettelijke pijler ook een aanvullend pensioen uit te bouwen wat ons land allang vooropstelt. 



Is dit alles geen bewijs van het risico van het kapitalisatiestelsel waarbij pensioen opgespaard wordt door het individu zelf? Dit staat dan tegenover het repartitiestelsel waar men rekent op de volgende generatie voor de financiering van de pensioenrekening van de vorige generatie werkenden? Een genuanceerd antwoord is hier op zijn plaats. Ten eerste moet ook erkend worden dat een en ander vooral de ongewenste neveneffecten aantonen van het beleid van geldcreatie door de centrale bank. Ten tweede verkijkt men zich een stuk op de werkelijke krimp van het reëel rendement omdat de inflatie vandaag ook veel lager uitvalt. Waar het finaal op aankomt is immers werkelijke koopkracht. Ten derde weet niemand vandaag hoeveel de rente binnen twintig jaar zal bedragen. Evengoed kan men zeggen dat in het aanvullende pensioen tenminste op tijd de realiteit erkend moet worden dat de rekening niet klopt zodat bijsturen nog mogelijk is.



Ten slotte is het een manifeste leugen te beweren dat het wettelijk pensioenstelsel geen risico met zich meebrengt. Dit is in de eerste plaats een politiek risico: de generatie van de babyboomers hebben massaal gewerkt en bijgedragen. Alleen is de politiek zo kortzichtig geweest om het surplus van de bijdragen van die talrijke cohorte niet op te sparen. 



Geen beter bewijs daarvoor dan de huidige staatsschuld van 400 miljard euro.