Naar overzicht

Energie in een Europa zonder Rusland

Nog voor het einde van het jaar wil de Europese Unie de vraag naar Russisch aardgas met twee derde doen dalen. Tegen 2030 wil Europa zich volledig loskoppelen van fossiele brandstoffen uit Rusland. Dat Rusland levert vandaag 40% van de Europese gasinvoer, naast 27% van olie-invoer en 46% van de invoer van steenkool.  

De invasie in Oekraïne en de daaraan gekoppelde fossiele-prijsexplosie dwingen ons de energietransitie nog te versnellen. Het Fit for 55 pakket waarmee de Europese Commissie in juli 2021 uitpakte, zou het verbruik van aardgas tegen 2030 al met zo’n 30% inperken; daar komt nu nog eens zoveel bovenop. Maar ook zonder de Russische invasie moet ons energielandschap zeer ingrijpend veranderen.  

De voorstelling van het Fit for 55 pakket in de zomer vertroebelde verder het debat over de zogenoemde Europese taxonomie die het jaar daarvoor was ingevoerd: welke investeringen kunnen aanspraak maken op een groen label? De Europese Commissie moest op oudejaarsavond als een dief in de nacht haar voorstel lanceren om ruimte te maken voor aardgas en kernenergie als brandstof tijdens de transitie naar meer hernieuwbare energie. De CO2-equivalente uitstoot als gevolg van het verbruik van aardgas in Europa steeg immers met 40% tussen 1990 en vandaag – en dan rekenen we nog zonder de enorme methaanlekken die met name Russisch gas al even vervuilend maken als steenkool. Het wordt allesbehalve evident om ons verbruik en de verspilling van fossiel gas tegen 2030 echt radicaal te verminderen. Maar er is geen alternatief: Europa wil tegen 2050 ook het eerste klimaatneutrale continent zijn. Tegen dan moet aardgas plaats maken voor biomethaan en andere alternatieven. 

Duurste bron bepaalt elektriciteitsprijzen

Ook wie géén gas verbruikt, heeft te lijden onder de enorme stijging van de gasprijzen vanaf de zomer van 2021. De duurste bron die moet worden ingeschakeld bepaalt immers per definitie de elektriciteitsprijzen in Europa en doorgaans zijn dat gasgestookte centrales. De kortetermijnmarkten proberen de elektriciteitsmarkten in evenwicht te houden en vooral gascentrales bieden de nodige flexibiliteit om de variabele vraag te kunnen volgen.  

Enkele dagen met extreme prijzen op de kortetermijnmarkten hebben weinig effect op de prijs voor de consument. Maanden van structureel hoge prijzen zorgen ervoor dat de prijsevoluties op de verschillende termijnmarkten convergeren en dat merken de gezinnen en ondernemers maar al te goed.  

Of België nu weinig of veel – weinig – gas uit Rusland importeert, of er in ons land nu twee of geen kerncentrales draaien, heeft geen belang: de elektriciteitsprijs weerspiegelt niet rechtstreeks het Belgische productiepark. Een prijsregel die producenten vergoedt voor hun eigen generatiekosten, verleidt producenten om fictieve kostprijzen op te geven die de kost van de duurste bron proberen te raden. Het idee dat nu opgang maakt om een prijsplafond te installeren en zo overwinsten af te romen heeft dan weer het nadeel dat het investeringen en concurrentie op de energiemarkt belemmert. 

De gekozen aanpak werkte prima zolang de gasprijzen bescheiden bleven. In 2019 en 2020 bereikten de gasprijzen een historisch dieptepunt maar ook daarvoor konden we genieten van vrij lage gasprijzen met een beperkte volatiliteit. Weinigen klaagden over de liberalisering van de energiemarkten. We zagen in de prijsevolutie graag een robuuste trend die kon worden geëxtrapoleerd tot pakweg 2040. Intussen weten we beter maar net de veronderstelling dat de gasprijzen vrij stabiel zouden blijven, heeft in de afgelopen vijf tot tien jaar enorm veel investeringsbeslissingen drastisch beïnvloed. Daarvoor betalen we vandaag de prijs. 

Verwachting dat gasprijzen laag zouden blijven

Biomassacentrales leveren groene elektriciteit die niet weersafhankelijk is. Maar biomassa is duur en niet iedereen heeft vertrouwen in de certificering die de duurzame oorsprong van de biomassa moet garanderen. Er kwam dus geen Europese investeringsgolf in biomassacentrales. Europa kan ook investeren in bijkomende waterkrachtcentrales die zeer flexibel zijn en zo één van de voordelen van gascentrales kunnen uithollen. Maar de ingreep in het landschap is voor nogal wat landen sociaal en ecologisch onbespreekbaar. En we hadden kunnen investeren in grootschalige energieopslag en in het flexibel sturen van de vraag. Technisch is heel wat mogelijk maar de heersende verwachtingen dat de gasprijzen laag zouden blijven, trokken een vette rode streep door de investeringsanalyses.  

De mix van biomassa- en waterkrachtcentrales, van energieopslag en vraagsturing, van kernreactoren die aanvaardbaar snel aan en uit zouden kunnen worden gezet, biedt zeker het potentieel om de elektriciteitsfactuur los te koppelen van de gasprijzen. Maar dat is niet waar we de voorbije twintig jaar in hebben geïnvesteerd en een nieuwe investeringsgolf vraagt tijd.  

Europa is ruw wakker geschud uit haar droomwereld zonder geopolitieke spanningen. Leveranciers en technologieën diversifiëren, daadkrachtig reguleren met een diep inzicht in de waardeketens, en een industrieel beleid voeren met een heldere missie en met oog voor opportuniteiten, ook voor ons eigen land, blijven essentieel om “de bevoorrading, de duurzaamheid en de betaalbaarheid” te waarborgen. Het tijdperk van de goedkope elektriciteit waar we ons geen vragen bij hoefden te stellen is definitief voorbij.